Het gebeurt nog wel eens, dat het je als kunstliefhebber duizelt, wanneer je een schatkamer betreedt met een keur aan kunstwerken. Die schatkamer bevindt zich naast een neogotisch meesterwerk van bouwkunst, rust op een gave romaanse kapel, in het hart van een historische stad: de rokken van de ui. Leen Huet neemt je mee op zoek naar de zeven topstukken van de Heilig Bloedbasiliek in Brugge - volgens Noël Geirnaert, van de Edele Confrérie van het Heilig Bloed, de plek met de meeste topstukken per vierkante meter.
Drie keer prijs! - Over een schatkamer met zeven topstukken
Terwijl je rondkijkt, wordt het je al snel duidelijk dat de zeven Vlaamse topstukken in deze schatkamer niet enkel esthetisch genot en verwondering bieden, maar dat ze zich bevinden op het snijpunt van esthetica, geschiedenis en geloof. Drie keer prijs! Het gekste is dan nog, dat je de plek al lang kent, haar als ietwat ouderwets beschouwt, als iets dat vroeger werd afgebeeld op schoolprenten: “Graaf Diederik van den Elzas brengt de reliek van het H. Bloed in 1151 van Jeruzalem naar Brugge”. Of was het toch zijn achterneef Boudewijn van Constantinopel in 1204? Een eeuw later begon in Brugge de jaarlijkse ommegang van het Heilig Bloed, een traditie die leeft tot op vandaag en morgen.
Het is geen folklore, zegt de schatkamer duidelijk. De bergkristallen koker met het reliek, een bebloede doek, rust in de bovenkerk, je kunt hem zien. En in de schatkamer zie je het zilveren en gouden schrijn dat Jan Crabbe in 1614-1617 vervaardigde om de koker te beschermen tijdens de jaarlijkse processie, zie je portretten van de leden van de Broederschap van het Heilig Bloed, zie je een wandtapijt, schilderijen, glasramen, boeken en andere voorwerpen die allemaal geïnspireerd zijn door dit reliek, door de verhalen, door de trots en het vertrouwen van generaties inwoners van de stad. Misschien heb je het allemaal wel als te vanzelfsprekend beschouwd, dat erfgoed?
De kanunniken van de stad Amiens bouwden een kathedraal toen ze in 1204 uit Constantinopel een reliek ontvingen van het aangezicht van Johannes de Doper. In Brugge koos men voor een bestaande dubbelkerk om het reliek van het Heilig Bloed te beschutten: onderaan de kapel gewijd aan de oosterse kerkvader Basilius de Grote, bovenaan de kapel voor het reliek, beide oorspronkelijk in zuiver romaanse stijl. De benedenkerk van de heilige Basilius bleef een uniek voorbeeld van de romaanse bouwtrant in West-Vlaanderen. De bovenkerk onderging in de loop der eeuwen ingrijpende veranderingen en werd in de negentiende eeuw onder handen genomen door architecten als Bethune en Delacenserie, deze laatste vooral bekend vanwege het centraal station van Antwerpen en de Sint-Petrus-en-Pauluskerk van Oostende.
Van goud, zilver en papier
Het oorspronkelijke schrijn voor het reliek werd vernietigd in 1578, tijdens de calvinistische periode. Goudsmid Jan Crabbe realiseerde aan het begin van de zeventiende eeuw een nieuw schrijn onder een baldakijn, in zilver, goud, edelstenen, email, cameeën en parels. Klinkt die opsomming van materialen zwaar? Toch is het een luchtig, sierlijk en evenwichtig kunstwerk geworden, bekroond met de voorstelling van een pelikaan die zijn jongen voedt met zijn eigen bloed – een symbool voor Christus. Een van de overige beeldjes op het baldakijn stelt de heilige Basilius voor, een ander de heilige Donaas, patroon van Brugge. Vroeger maakte een zilveren kroontje, dat zou geschonken zijn door hertogin Maria van Bourgondië, eveneens deel uit van het schrijn, nu wordt dit kleinood apart tentoongesteld.
Het oudste topstuk in de schatkamer is wellicht het Processionale voor de Kruisdagen, een manuscript met aanwijzingen voor het verloop van de Heilig Bloedprocessie. De miniaturen zouden geschilderd zijn door de begijn Agnete Carlier. In het Processionale vind je onder meer de aanduidingen - uitsluitend in het Nederlands - van alle plaatsen waar de processie stilhield, met aantekeningen over de muziek die daar ten gehore moest worden gebracht. Het levert een muzikaal portret op van het vijftiende- en zestiende-eeuwse Brugge.
Het Parureboek ontstond eveneens omstreeks het midden van de vijftiende eeuw en werd tot 1600 aangevuld. Hierin staan gedetailleerde schetsen van de mantels die leden van de Broederschap van het Heilig Bloed droegen tijdens de processie, met het kenmerkende borduurwerk van de pelikaan. Geen van deze mantels bleef bewaard. Het Parureboek is dus onze enige bron over de kleding van de broederschap in deze periode, met name over de ontwikkeling van de houppelande, een overkleed dat populair was tijdens de late middeleeuwen.
Recht in het verleden kijken
Aan het einde van de vijftiende eeuw schilderde een Brusselse meester een tafereel uit het leven van de heilige Barbara. Deze legendarische heilige zou door haar vader Dioscuros opgesloten zijn in een toren, om haar af te zonderen van opdringerige aanbidders. We zien hoe Barbara, die zich in het geheim tot het christendom heeft bekeerd, een kruis in een marmeren zuiltje grift, alvorens haar nieuwe verblijfplaats te betreden. Een gevolg van vier elegante dames vergezelt haar. In de hoogte zijn werklieden nog bezig om de toren te voltooien. Het zou een scène uit Brugge zelf kunnen zijn, of uit gelijk welke bloeiende Bourgondische stad. Het tweede tafereel, het rechterluik met de verdere lotgevallen van de heilige, bevindt zich in de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel. Wellicht is de Meester van de Barbaralegende te beschouwen als een getalenteerde navolger van Rogier van der Weyden. Hij dankt zijn noodnaam aan dit schilderij, dat als basis dient voor verdere toeschrijvingen. Speurwerk van kunsthistorici in archieven heeft later een mogelijke identificatie met de schilder Aert van den Bossche opgeleverd.
De Meester van het Heilig Bloed toont met het drieluik De bewening van Christus (ca. 1525) aan dat hij goed heeft gekeken naar de Graflegging van Quinten Massijs in Antwerpen (1511, KMSKA). De naam van de schilder kennen we niet, maar we weten mogelijk wel hoe hij eruitzag – de figuur achter de apostel Johannes zou een zelfportret kunnen zijn. Ook deze meester dankt zijn noodnaam, en latere toeschrijvingen van ander werk, aan dit ene schilderij, dat vermoedelijk de kerk nooit verlaten heeft.
De Brugse renaissancemeester Pieter Pourbus (1523/24-1584) schilderde in 1556 twee luiken met portretten van leden van de Broederschap van het Heilig Bloed: een vroeg en invloedrijk voorbeeld van het groepsportret. Hier kijk je recht in het verleden, recht in de gezichten van de Brugse notabelen die als opdracht hadden het reliek te beschermen – hetgeen ze tijdens de Beeldenstorm en het calvinistische bewind, enkele decennia later, kennelijk met succes gedaan hebben. Van alle eenendertig heren zijn de namen bekend, dankzij hun wapenschilden en de ledenlijsten van de broederschap. De panelen maakten ooit deel uit van een complex veelluik op het hoofdaltaar van de bovenkerk, waarvan het bovenste gedeelte in 1519 geschilderd was door Gerard David (het centrale paneel van zijn hand, De bruiloft van Kana, met het schenkersportret van Jan Sedano, bevindt zich in het Louvre).
Wever in Brugge
In een schatkamer te onzent mag een wandtapijt eigenlijk niet ontbreken. Jan de Ruddere, wever in Brugge, realiseerde in 1637 een groots tafereel voor de abt van de Eekhoutabdij, Nicolaas van Troostenberghe. Afgebeeld is de overbrenging van de relieken van de heilige Augustinus van Ticino naar Pavia. In werkelijkheid zien we de gebouwen van de abdij, gebaseerd op de gravure in Sanderus’ Flandria Illustrata, en de skyline van Brugge, met de torens van de Sint-Salvatorskathedraal, het belfort en de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Het stoffelijk overschot van Augustinus komt dus aan in de Brugse Eekhoutabdij, waar men leefde naar de regel van Augustinus. Het tafereel zal die regel voor vele monniken heel concreet aanwezig hebben gemaakt. Daarnaast is links de heilige Frigdianus van Lucca voorgesteld, rechts de heilige Herculanus van Brescia. Onder diens voeten lezen we het jaartal. Meester Jan de Ruddere signeerde dit tapijt duidelijk met zijn initialen, uiterst rechts onderaan. Ook de wapenschilden van de abdij en de abt zijn terug te vinden, evenals twee stadsmerken. Tot aan de Franse Revolutie bleef het tapijt in de abdij, vermoedelijk is het nadien door de verzamelaar Joseph van Huerne, lid van de broederschap, aan de Heilig Bloedkapel geschonken.
Stendhalsyndroom: overweldigd worden door een geconcentreerde dosis geschiedenis en kunst. Meestal overkomt het toeristen in Firenze. Maar een Belg in een Brugse schatkamer kan er evengoed door wankelen.
Topstukken Heilig Bloedbasiliek
- Jan Crabbe, Groot Schrijn van het Heilig Bloed, 1614-1617, Heilig Bloedbasiliek, Brugge (beschermd sinds 18 maart 2005)
- Agnete Carlier (toegeschreven), Processionale voor de Kruisdagen, vijftiende eeuw, Heilig Bloedbasiliek, Brugge (beschermd sinds 28 november 2007)
- Anoniem, Parureboek, 1449-1600, Heilig Bloedbasiliek, Brugge (beschermd sinds 18 maart 2005)
- Meester van de Barbaralegende, Taferelen uit het leven van de heilige Barbara, eind vijftiende eeuw, Heilig Bloedbasiliek, Brugge (beschermd sinds 7 april 2009)
- Meester van het Heilig Bloed, De bewening van Christus, begin zestiende eeuw, Heilig Bloedbasiliek, Brugge (beschermd sinds 2 december 2014)
- Pieter Pourbus, 31 leden van de confrérie van het Heilig Bloed, 1556, Heilig Bloedbasiliek, Brugge (beschermd sinds 2 december 2014)
- Jan de Ruddere, De overbrenging van de relieken van de heilige Augustinus, 1637, Heilig Bloedbasiliek, Brugge (beschermd sinds 15 maart 2021)