Eind jaren twintig bouwde Constant Permeke, tijdens het hoogtepunt van zijn carrière, een modernistische villa in het landelijke Jabbeke. Daardoor verdwenen de zee en de vissers langzaam uit zijn werk om plaats te maken voor weidse landschappen en boeren. Hoewel Permeke steevast geassocieerd wordt met het expressionisme, verkende hij verschillende modernistische registers en bovenal het diepmenselijke.

Constant Permeke De expressie van het diepmenselijke

Constant Permeke, Blauwe marine, 1947, olieverf op doek, 100 x 130 cm, Permekemuseum Jabbeke | Mu.ZEE Oostende, foto: Cedric Verhelst

Op zoek naar stilte en een nieuwe verbondenheid met de natuur liet Constant Permeke (1886-1952) in 1928 zijn oog vallen op een groot stuk grond langs de Gistelsteenweg in Jabbeke. Hij liet er door een bevriend architect, Pierre Vandervoort, een functioneel en modernistisch huis neerzetten. Een hardnekkig verhaal wil dat Permeke zelf voor de schetsen zorgde, omdat hij goed wist wat hij nodig had in een huis om te wonen en te werken. Zijn werkateliers zijn het hart van het huis, de kunst staat letterlijk centraal. Wat wel zeker is, is dat de modernistische constructie aardig wat aandacht kreeg in het anders zo rustige en rustieke Jabbeke van begin jaren dertig.

Permekes huis vertoont volgens auteurs uit die tijd nogal wat gelijkenissen met zijn karakter. Zo noteerde Henri Vandeputte in het jaarboek Les Beaux-Arts in 1936 dat Permeke zich in dit huis moet hebben gevoeld als een vis in het water, en niet als een gevangene in een bokaal. In sommige kleinere woningen, waar hij voordien noodgedwongen moest werken, zal dat wel eens het geval zijn geweest. Zo kwam Permeke na de Eerste Wereldoorlog terecht in een tehuis voor vluchtelingen in de Oostendse Visserswijk, achter de vuurtoren.

Constant Permeke De expressie van het diepmenselijke

Constant Permeke, Oostends visser, 1920, olieverf op doek, 127,5 x 79 cm, Permekemuseum Jabbeke | Mu.ZEE Oostende, foto: Steven Decroos

Achiel Stubbe, een vriend des huizes en de eerste die al in 1930 een monografie over Permeke publiceerde, schreef: “Met zijn vrouw en kinderen bewoonde hij (…) een schamel huisje en wrocht in een kamertje te gering van afmetingen om er zijn grootscheepse doeken onder dak te brengen, zodat hij meestal buiten huis bedrijvig was. Daar ontstonden toen de eerste meesterwerken van uitdrukkelijk expressionistische beelding.” Het huis in Jabbeke daarentegen is gebouwd met schilderen, tekenen en beeldhouwen als leidraad, en zelfs de tuin en de velden bij het huis lijken er speciaal neergelegd  als decor voor zijn doeken.

Eerste Wereldoorlog

Constant Permeke werd geboren in een kunstzinnige familie. Zijn vader Henri restaureerde schilderijen en was de eerste conservator van het Museum voor Schone Kunsten in Oostende. Constant zelf trok naar de kunstacademie in Gent en raakte er geïnspireerd door iets oudere kunstenaars zoals Gustave De Smet (1877-1943) en Frits Van den Berghe (1883-1939).

Zijn eerste werken die hij na zijn opleiding schilderde, konden op niet veel bijval rekenen. Ter inspiratie trok hij naar Sint-Martens-Latem aan de oevers van de Leie, waar hij experimenteerde met nieuwe stijlen zoals fauvisme, expressionisme, kubisme en futurisme. Dankzij tijdschriften en vele tentoonstellingen bleef hij perfect op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen. Zo zag hij in 1907 in Oostende voor het eerst een doek van Vincent van Gogh (1853-1890).

Permeke ontwikkelde zich veelbelovend tot hij bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog onder de wapens werd geroepen. Het is bijna een geluk te noemen dat hij al in de herfst van 1914 zwaargewond maar niet levensbedreigend verwond raakte aan zijn been en naar Engeland werd overgebracht. Ook zijn zwangere vrouw, Marie Delaere, en zijn moeder, konden Oostende ontvluchten. Marie vond nog net de tijd om zijn kunstwerken op te bergen in een bakkersoven, om ze na de oorlog te recupereren.

Het huis in Jabbeke is gebouwd met schilderen, tekenen en beeldhouwen als leidraad, en zelfs de tuin en de velden lijken er speciaal neergelegd als decor voor zijn doeken.

Na een kort verblijf in Londen kwamen de Permekes terecht in verschillende huizen op het platteland, vooral in het zuiden van Engeland. Omdat Constant nog op krukken liep, liet hij zich inspireren door de onmiddellijke, huiselijke omgeving. Dat zien we bijvoorbeeld in werken als Zijn huis te Stanton Saint Bernard (1915) of Moeder en kind (ca. 1913-15).

Constant Permeke De expressie van het diepmenselijke

Constant Permeke, Zijn huis in Stanton Saint-Bernard, 1915, aquarel op papier, 35 x 24,5 cm, Permekemuseum Jabbeke | Mu.ZEE Oostende, foto: Cedric Verhelst

In 1916 kwamen de Permekes in Chardstock terecht in een kleine cottage. In de lokale school kreeg Constant een atelier ter beschikking om er de eerste mijlpalen uit zijn loopbaan te schilderen: De Vreemdeling, De Slachter en De Ciderdrinker. De doeken ademen een gespannen sfeer, hebben een psychologische dimensie die Permeke in de komende jaren verder zou ontwikkelen.

Tegen het einde van de oorlog verhuisde het gezin naar een cottage in Sidford, waar Permeke zich liet inspireren door het weidse, heuvelachtige landschap en het riviertje de Sid, dat hem herinnerde aan de Leie. Het resulteerde in doeken als De Oogst in Devonshire (1917) en Oogsters in de zon (1918).

Oostende

Permeke bleef tot in de lente van 1919 in het gastvrije Engeland. Daarna verhuisde het gezin naar Oostende, waar de kunstenaar opnieuw inspiratie vond tussen de Noordzee en de polders. Permeke schilderde er zijn eerste echte expressionistische werken, zoals Visserskwartier ’s avonds uit 1919. Hij toonde zich steeds vaker een rake observator van het harde vissersleven, zoals in Het maal van de vissers (1921), een van de eerste werken waarin een maaltijd centraal staat, een thema dat vaker zal terugkeren.

Constant Permeke De expressie van het diepmenselijke

Constant Permeke, Moederschap, 1929, olieverf en houtskool op doek, 180 x 90 cm, Permekemuseum Jabbeke | Mu.ZEE Oostende, foto: Steven Decroos

Ondanks enkele zware persoonlijke tegenslagen, zoals het overlijden van een van zijn zonen, waren de roaring twenties een succesdecennium voor Permeke. Hij woonde en werkte deels op de Zeedijk in Oostende en schilderde er honderden marines, zonder menselijke aanwezigheid. Sommige van die zeegezichten konden onder critici op meer waardering rekenen dan de vervormde figuren op zijn andere doeken. Permeke bleef zijn leven lang de zee schilderen, getuige een doek als Blauwe marine uit 1947. De zee, waarin hij alle anekdotiek had weggefilterd, was als een weerspiegeling van zijn eigen emoties.

Tijdens de grote succesperiode die de jaren twintig waren, legde Permeke een gigantische werkijver aan de dag. Hij werd definitief gelanceerd door journalisten-kunstcritici Paul-Gustave Van Hecke (1887-1967) en André De Ridder (1888-1961), die met hun galerie en gelijknamige tijdschrift Sélection bevriende kunstenaars in de markt zetten. Het waren Van Hecke en De Ridder die schilders als Permeke, De Smet en Van den Berghe de hemel inschreven als de belangrijkste vertegenwoordigers van het expressionisme, met hun vervormingen en deformaties van de werkelijkheid die dienden om de ziel uit te drukken.

Permekes experimenteerdrift blijkt uit doeken als Oostends Visser (1920) of De sjees (1926), een topstuk uit de collectie van de Vlaamse Gemeenschap, en een van de sleutelwerken uit zijn oeuvre. In dit werk legde hij de eenvoud van het dagelijkse plattelandsleven vast, en toont hij zijn pogingen om schilderen en tekenen te combineren.

De veelgevraagde Permeke nam deel aan honderden tentoonstellingen in binnen- en buitenland en was te zien op verschillende biënnales in Venetië. Toch was de pers niet unaniem lovend, sommige conservatieve critici vielen over de buitenproportionele figuren, de vervormde lichamen, de veel te grote handen en voeten. Permekes antwoord was het licht-ironische Over Permeke (1922). De kunstenaar zit aan tafel, omringd door zijn gezinsleden, terwijl hij de krant leest met de kop ‘Over Permeke’.

Jabbeke

Constant Permeke De expressie van het diepmenselijke

Het gezin Permeke in Jabbeke, Permekemuseum Jabbeke | Mu.ZEE Oostende

Tegen het einde van het decennium ontdekten de Permekes Jabbeke, waar ze eerst een huisje huurden om de zomermaanden van 1928 door te komen terwijl de bouw van het nieuwe huis een aanvang nam.

Zoals daarvoor het geval was, had de nieuwe locatie een invloed op Permekes werk. De zee, het strand en de vissers ruimden plaats voor hoeves, stallen, weidse landschappen en noeste landbouwers. Permeke mengde zich graag onder het boerenvolk, zoals hij zich eerder als een visser tussen de vissers had gevoeld. Hij kleedde zich als een boer, leerde de esthetiek van een fluwelen broek en het nut van een pet appreciëren. In de collectie van Mu.ZEE is dit thema uit de jaren dertig rijk vertegenwoordigd, met doeken als Landschap in februari (1934) of De mijten (1930).

Terwijl Permeke op een onverminderd tempo bleef werken, hadden de dolle en euforische jaren twintig plaatsgemaakt voor de internationale crisissfeer van de jaren dertig. Bovendien had Permeke al zijn geld geïnvesteerd in de woning, waardoor hij vaak bij overheden en curatoren aanklopte met werk in de aanbieding of verzoeken voor tentoonstellingen. Met Jabbeke in 1940 klaagde hij dan weer de Duitse bezetting aan, terwijl Donker Landschap (1949) die ellendige jaren evoceert.

Zoals Permeke wenste, werd zijn huis na zijn dood in 1952 opengesteld voor het publiek. In 1960 werd het aangekocht door de provincie West-Vlaanderen en sinds 2010 is het Permekemuseum een onderdeel van Mu.ZEE. Begin 2024 heropende het museum na grondige renovatiewerken. Jaarlijks organiseert het Permekemuseum een zomer- en een wintertentoonstelling. Tijdens de zomer tonen hedendaagse kunstenaars hun werk in het beeldhouwatelier en de tuin, in dialoog met de werken van Permeke. De winter is voorbehouden voor het werk van Permeke zelf.

Download hier de pdf

Permeke.pdf