In het Museum Plantin-Moretus/Prentenkabinet laten tekeningen in de ziel kijken van oude en nieuwe meesters, maar ook gastcuratoren en bezoekers geven zich bloot. Een niet-klassieke tentoonstelling moet een frisse wind door het Prentenkabinet doen waaien.

Buurten in het museum

Sam Dillemans (1965), Zonder titel, 1997, prentenkabinet,

Sam Dillemans (1965), Zonder titel, 1997

Een niet-klassieke tentoonstelling moet een frisse wind door het Prentenkabinet doen waaien. “Veel te lang werd het Museum Plantin Moretus/Prentenkabinet gezien als een louter encyclopedisch, rationeel museum, daarvan willen we afstappen. Een museum moet een plek zijn waar iedereen zich thuis voelt,” zegt Odette Peterink van de publiekswerking. “Een puur chronologische tentoonstelling was daarom uitgesloten,” legt de conservatrice van het Prentenkabinet Marijke Hellemans uit: “En als we nu eens de tekeningen niet zelf uitkozen? We vroegen elf gastcuratoren om een eigen minireeksje samen te stellen. De jongste is Sofie Dockx van Explozant, dat artistieke jongerenateliers organiseert. Curatoren ‘uit de sector’ zijn Stefaan Hautekeete, conservator van de tekeningencollectie van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel, Ger Luijten, directeur van Fondation Custodia uit Parijs, Katlijne Van der Stighelen, professor kunstwetenschappen aan de Katholieke Universiteit Leuven, en de galeriehouder van De Zwarte Panter, Adriaan Raemdonck. De tekenaars in het gezelschap zijn cartoonist Benoît van Innis, die de voorgevel van ons nieuwe depot zal ontwerpen, illustratrice Kaatje Vermeire en modeontwerper Dries Van Noten. Maar ook een vrijwilligster van het Prentenkabinet, Frédérique Vander Elst, die al meer dan tien jaar met de collectie aan de slag gaat, zoals het registreren van aanwinsten, en twee buurtbewoners mochten hun licht laten schijnen over de tekeningen.” Je zou Dries Van Noten, met zijn Antwerpse winkel vlakbij, en Adriaan Raemdonck, met De Zwarte Panter net achter het museum, ook buren kunnen noemen. “Buren vinden we belangrijk,” zegt Peterink: “Ze mogen zich het museum gerust een beetje toe-eigenen. Hoe meer rode draden in de collectie, hoe meer het Prentenkabinet tot leven komt.”

Prentenkabinet, John Michaux (1876-1956), Aan zee Eugène Van Mieghem (1875-1930), Prostitué zittend op een bed Rik Wouters (1882-1916), Vrouw op de rug gezien

Links: John Michaux (1876-1956), Aan zee

Rechts boven:  Eugène Van Mieghem (1875-1930),  Prostitué zittend op een bed

Rechts onder:  Rik Wouters (1882-1916), Vrouw op de rug gezien

Prentenkabinet, Onbekend, Ranunculus Moscatella, 1646 Jan Vanriet (1948), Zonder titel, 2008 Henri Van Straten (1892- 1944), Meisje in het bos, Peter Paul Rubens (1577-1640), Hoofd van Hendrik IV

Links boven: Onbekend, Ranunculus Moscatella, 1646

Links onder: Peter Paul Rubens (1577-1640), Hoofd van Hendrik IV

Rechts boven: Jan Vanriet (1948), Zonder titel, 2008

Rechts onder: Henri Van Straten (1892- 1944), Meisje in het bos

 

Directe lijn

“Het Prentenkabinet bewaart ongeveer 20.000 tekeningen van de zestiende eeuw tot vandaag en dat willen we van de daken schreeuwen,” zegt Hellemans. “Het was geleden van eind de jaren 1980, naar aanleiding van het vijftigjarig bestaan van het Prentenkabinet, dat de collectie nog eens uitvoerig getoond werd. De aard van de collectie laat geen permanente tentoonstelling toe. Kunst op papier is nu eenmaal kwetsbaar. Licht tast het papier aan en doet de lijnen en kleuren verbleken. Op regelmatige basis tonen we wel enkele prenten en tekeningen in de achttiende-eeuwse eetkamer met onze kwartaalselecties en via Facebook. De verhuis van Kai-Mook was een aanleiding om onze innemende olifanten van Abraham de Bruyn (1540-1587) te posten.”

Tekeningen en prenten zijn bedoeld om gezien te worden. Bovendien staan tekeningen in directe verbinding met hun geestelijke vader, suggereert de titel van de tentoonstelling. “Het is in de schets, de tekening, dat het genie al veel van zijn kunnen laat zien. Het is een momentaan, heel direct medium. In tegenstelling tot een prent, het resultaat van een druktechniek, is een tekening uniek,” aldus Hellemans.

Daarnaast vormen ook de keuzes van de gastcuratoren én die van de bezoekers, die een maandkalender met hun top-12 kunnen winnen, een inkijkje in de (eigen) ziel. Zoals de Ierse schrijfster Margaret Hungerford zo mooi verwoordde: Beauty is in the eye of the beholder.

Aan de hand van een cd-rom kozen de curatoren de tekeningen uit die voor hen iets betekenden. Op de tentoonstelling lichten ze die persoonlijke keuze toe in een filmpje. De confrontatie met de originele tekeningen van hun keuze was bijna een emotioneel weerzien, stelden Hellemans en Peterink vast: “Tekeningen van dichtbij bekijken is iets intiems. Het papier, de plooien erin, de lijnen in potlood of houtskool, de suggestie van licht, de aanzet van een schets op de keerzijde... Je kan het tekenproces haast volgen.”

Walter Vaes (1882-1958), Weidegezicht Alfred Ost (1884-1945), Reuzenpapaver

LInks: Walter Vaes (1882-1958), Weidegezicht

Rechts: Alfred Ost (1884-1945), Reuzenpapaver

Rubens en Dillemans

Het bijzondere concept van de tentoonstelling levert de grootst mogelijke diversiteit op: abstract werk, zoals Kind met speelgoed van Tour (Marthe) Donas (1885- 1967) naast tekeningen naar de natuur, zoals Studie van de Reuzenpapaver van Alfred Ost (1884-1945). Efemere tekeningen, zoals Meisje in het bos van Henri Van Straten (1892-1944), waar je het papier door het zwart krijt kan zien doorschemeren, naast een heel aanwezige prostituee van Eugeen Van Mieghem (1875-1930), in krachtige, zwarte strepen. Op de afbeelding van de hond van Joannes Fijt (1611-1661) tekenen zich alle spieren af, de vrouw op de rug gezien van Rik Wouters (1882-1916) wordt volledig gevat in een paar rake lijnen. Iemand vond de unheimliche ruggen van Jan Vanriet (1948) goed passen bij de pootjebaadsters van John Michaux (1876-1956).

“Het is interessant om bijvoorbeeld een zestiende-eeuws portret van Peter Paul Rubens (1577-1640), Hoofd van Hendrik IV, ons campagnebeeld, te confronteren met een portret uit 1997 van de hedendaagse kunstenaar Sam Dillemans (°1965). In de zestiende, zeventiende eeuw waren tekeningen veelal een werkinstrument, pas later werden het zelfstandige kunstwerken,» zegt Hellemans. De gastcuratoren moesten niet door de volledige collectie bladeren. Samen met directrice Iris Kockelbergh maakte Hellemans een preselectie van driehonderd tekeningen: «Een Antwerps verhaal, onze eerste conservator Max Rooses was nu eenmaal gespecialiseerd in de Antwerpse schilderschool. Het Prentenkabinet, dat in 1939 werd opgericht, bevat enkele schenkingen uit zijn privé-collectie. Veel kunstenaars hebben wel een of andere band met de stad, ze zijn er geboren, hebben er een opleiding gevolgd, of gaven er les. Zo is iedereen een beetje Antwerpenaar.»

Tour (Marthe) Donas, (1885-1967), Kind met speelgoed, 1920, Joannes Fijt (1611-1661), Blaffende Hond, Pieter de Jode (1570-1634), Venus Bacchus, Ceres en Cupido, Antoon van Dyck (1599-1641), Christus en de overspelige vrouw, prentenkabinet,

Links boven: Tour (Marthe) Donas, (1885-1967), Kind met speelgoed, 1920

Links onder: Joannes Fijt (1611-1661), Blaffende Hond

Rechts boven: Pieter de Jode (1570-1634), Venus Bacchus, Ceres en Cupido

Rechts onder: Antoon van Dyck (1599-1641), Christus en de overspelige vrouw

Materie en ziel

Achter de selectie van de elf curatoren komt er een aanvullende selectie van het museum. “Landschappen en havenzichten waren wat ondervertegenwoordigd, we wilden nog enkele gaatjes opvullen. Mensen laten zich, terecht, niet altijd leiden door oude of grote namen. De portretten van de vrij onbekende Mattheus van Bree (1773-1839) waren heel populair, misschien door de sfeer van de negentiende-eeuwse, Jane Eyre-achtige kostuumdrama’s. Maar de oudste tekening in de collectie, van de Meester van 1518, en namen als Maerten de Vos (1532-1603) en Hendrik van Balen (1573-1632) mochten toch niet ontbreken,” zegt Hellemans.

De tekeningen zijn te zien op de benedenverdieping van het meest authentieke museum van Antwerpen: in de humanistenkamer, de manuscriptenzaal, de wandtapijtenkamers en de achttiende-eeuwse eetkamer met bucolisch schilderwerk van boven tot onder. Dit waren de woon- en werkvertrekken van de wereldbefaamde drukker Christoffel Plantin (ca. 1520-1589) en het geslacht Moretus, dat het bedrijf tot eind negentiende eeuw voortzette.

-Druk zal het er zeker weer worden op de familiedag op 30 september, het Grote Gekke Letterfeest, dat dit jaar in het teken van deze tentoonstelling staat. Ook op de andere dagen zullen de bezoekers worden uitgenodigd om kennis te maken met zowel de technische als de intieme kant van tekenen. “Kunstenares Kathy De Wit zal verschillende materialen demonstreren en laten uitproberen. Gommen komen er niet aan te pas: fout tekenen bestaat niet. En gestaltpsychologe Greet Lhermitte is de gids die ons van de kunstwerken naar onze eigen ziel zal leiden,” zegt Peterink.

De keuze van Katlijne Van der Stighelen

Katlijne Van der Stighelen is hoogleraar vroegmoderne kunst aan de K.U.Leuven. In haar onderzoek zijn er twee aspecten die haar bijzonder interesseren: de zeventiende eeuwse kunst van de zuidelijke Nederlanden en het fenomeen van de vrouwelijke kunstenaars. Die twee interesses kwamen samen in de bijdrage die Katlijne Van der Stighelen in 2010 voor OKV schreef over de tentoonstelling met werk van de Haarlemse Judith Leyster (1609-1660).

Bij de selectie voor De Ziel van de Meester ging professor Van der Stighelen uit van de artistieke kwaliteit van de tekening, waarbij ze ontroerd werd  door op zo weinig vierkante centimeter zoveel schoonheid te zien. Ook zocht ze naar een zekere anekdotiek in de werken, wat vaak te maken heeft met de aanwezigheid van opschriften, die de tekeningen zo intiem maken.

Bij drie van de zes tekeningen die ze uitkoos vormt het opschrift de sleutel om op een andere manier naar het werk te kijken. Bijvoorbeeld op een tekening van Mattheus van Bee (1773-1839). Hij was in Antwerpen een gevierd kunstenaar. Zijn standbeeld staat op de binnenkoer van de academie. Van Bree was picturaal heel sterk, genoot een opleiding in Italië en heeft school gemaakt. Op een tekening uit het prille begin van de negentiende eeuw schetste hij een man en een vrouw. Op basis van de notitie kunnen we veronderstellen dat het gaat om een portret van 'Monsieur Wolschot' die in Antwerpen 'mecanicien en marchand de tableaux' was. Het portret  van de man heeft Van Bree uitgewerkt, het opschrift heeft ook enkel op hem betrekking, de vrouw blijft helemaal in het ongewisse. Dat is volgens Katlijne Van der Stighelen typisch voor de manier waarop men in het verleden is omgegaan met vrouwen.

Van der Stighelen selecteerde ook Christus en de overspelige vrouw, een tekening van Antoon Van Dyck, een kunstenaar die bijzonder inventief is geweest, die zoch concentreert op de kristallisering van gevoelens. Het thema spreekt haar aan: Christus die een overspelige vrouw in eer hersteld. Terwijl de farizeeërs de vrouw willen terecht stellen, stelt Christus: 'Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen'.

Tentoonstelling

De Ziel van de Meester. Nog tot 16 december.. Open dinsdag tot en met zondag van 10 tot 17 uur - Gesloten: maandag - Museum Plantin Moretus/Prentenkabinet,  Antwerpen

Download hier de pdf

Antwerpse tekeningen van Rubens tot Panamarenko