Ze heeft haar visioenen opgetekend, die door haar geestelijk leidsman in het Latijn werden vertaald: Revelationes Sanctae Birgittae. In een van haar visioenen - ontvangen omstreeks 1370 tijdens haar bedevaart naar het Heilige Land - aanschouwde zij Christus' geboorte. Ze zag de Heilige Maagd in de stal, waar ook de os en de ezel waren. Maria had haar schoenen uitgedaan en haar mantel en hoofddoek afgelegd, zodat haar goudblonde haar op haar schouders viel. De oude Jozef bracht haar een brandende kaars en ging weer naar buiten. Met de rug naar de kribbe gekeerd zat Maria in gebed verzonken geknield en baarde zó haar kind. Een alles overstralend licht ging van het naakte Kind uit, een licht, dat het schijnsel van Jozefs kaars geheel teniet deed. Maria aanbad het Kind en engelen zongen. Het kindje strekte, huilend van de kou, zijn armpjes uit en zij nam het in haar armen en wikkelde het in de vooraf klaargelegde windsels.
Dit door de H. Birgitta van Zweden ervaren visioen verbreidde zich vrij snel over West-Europa en we zien dan ook, dat van het einde der 14de eeuw af het oudere type van het uitbeelden van Christus' geboorte, waarbij Maria in het kraambed ligt, werd vervangen door de voor het Kind in aanbidding geknield zittende Heilige Maagd.
Onze groep wijkt op verschillende punten af van Birgitta's visioen. De haard, bijvoorbeeld, is de enige aanduiding van de stal: de geboorte speelt zich eigenlijk in de open lucht af. Ook is de kribbe weggelaten. Het alles overstralende licht, dat van het Christuskind uitging en dat door veel kunstenaars door een grote stralenkrans rondom het lijfje wordt weergegeven, ontbreekt hier ook. Dit kan echter het gevolg zijn van het feit dat het Kind en de doek, waarop het ligt, in later tijd vernieuwd zijn. Zo zijn er nog enkele verschillen aan te wijzen: in het weglaten of bijvoegen van motieven kon de beeldsnijder zijn eigen fantasie enigszins uitleven. Het tóch gebruiken van een mantel bij Maria stelde hem in staat een prachtig plooienspel aan te brengen, o.a. door het opnemen van de mantel onder haar rechter arm en het uitwaaieren over de grond. Bijzonder aardig zijn de kleine details, waaraan hij blijkbaar vreugde heeft gehad, zoals Jozefs mes (dat door de beeldenschilder of 'stoffeerder' bovendien nog met gouden versieringen is opgesmukt) of de weitas van de herder.
De groep is waarschijnlijk in de Elzas ontstaan, een gebied waar ook de herkomst van het stuk heen wijst (part. verzameling te Isenheim). Aangezien dit gebied zeer geleden heeft onder de beeldenstorm en vooral door de latere oorlogen, is er weinig vergelijkingsmateriaal bewaard gebleven om een nauwkeuriger plaats van ontstaan aan te geven. De bijzonder schilder toevertrouwd (of beschilderde hij het zelf ?), hetgeen beeldhouwwerk wijzen echter op een groot kunstenaar, die - aan de stijl van het stuk en de kostuums te oordelen - omstreeks 1470/80 in een van de grote kunstcentra in het gebied moet hebben gewerkt.
De beeldsnijder heeft zijn stuk aan een bekwame beeldenschilder toevertrouwd (of beschilderde hij het zelf ?), hetgeen heeft geresulteerd in een prachtige eenheid van kunstig snijwerk en rijke 'stoffering'. Een stuk, dat u in de rustige kabinetten met vroege beeldhouwkunst en voorwerpen van kunstnijverheid in het Rijksmuseum met eigen ogen kunt aanschouwen.