"Ik ben een gematigd optimist", zegt Herman Vandormael, conservator van het Kasteel van Gaasbeek. En hij legt uit dat de toekomst hem niet afschrikt, "al zijn er tekenen die wijzen op een langzaam sluipend gif dat zich van de mensheid meester maakt, met name: de waanzin". Die waanzin kan enorme proporties aannemen ("Sarajewo") of het dagelijkse leven infiltreren ("Lawaai"). "In beide gevallen is het waanzin en de lijn tussen groot en klein is niet zo duidelijk te trekken. Dat is werk voor de historici van later". 

Conservator Herman Vandormael bij de buste van keizer Karel V in de Galerijzaal van het Kasteel van Gaasbeek 

Conservator Herman Vandormael bij de buste van keizer Karel V in de Galerijzaal van het Kasteel van Gaasbeek 

Hij, Vandormael, is een historicus van vandaag. Met erudiete academici als Emmanuel Le Roy Ladurie of een Fernand Vanhemelrijck vindt hij het verleden pas echt aangrijpend worden. "De moderne geschiedschrijvers weten hun materie zoveel zuurstof toe te dienen dat er nieuwe fascinerende beelden ontstaan. Ooit gelezen hoe Vanhemelryck misdadigers als speelballen tussen rechter en beul laat stuiteren ?". Het verleden liet hem nooit met rust ("Maar geschiedenis is geen veredelde nostalgie"). Als kind al verlangde hij naar inzicht in wat was: "Ik verslond jeugdboeken die hun plot vonden op een geschiedkundige achtergrond. 

Met avonturen als 'De scheepsjongen van de Bontekoe' stond ik op en ging ik slapen. En nadien droeg ik die verhalen voor aan mijn vriendjes". Die eigenschap om kennis met anderen te delen, die zat er overigens al vroeg in: "Al op jonge leeftijd leek het onderwijs me een uitstekende kruiwagen om een boodschap uit te dragen. Ik wilde bijgevolg zo vlug mogelijk de klas in. En dus voelde ik me geroepen het regentaat geschiedenis aan te pakken. Later ervoer ik - zonder evenwel spijt te ondervinden - hoe overhaast ik te werk was geweest. Daarom zette ik me opnieuw aan het studeren. Via de Centrale Examencommissie en de RUG haalde ik eerst mijn licentiaatsdiploma en nadien, in 1982, doctoreerde ik aan de KUL". Zijn doctoraatstitel veroverde hij na een persoonlijk duel met het belangrijkste personage na Egmont op Gaasbeek Scockaert ( 1633-1708). 

Op I december 1983 zwaaide de poort van het Kasteel van Gaasbeek voor Herman Vandormael en zijn gezin (vrouw en drie kinderen) open. Als conservator van het kasteel trad hij er in de voetsporen van professor Renson en dichter Maurice Roelandts. Toen Vandormael nog een kind was kwam hij vaak in de geheimzinnige bossen van Gaasbeek spoken, maar: "Ik had toen geen veroveringsplannen, nee". (Lach). Met zijn aanstelling woei een frisse wind door de burcht. De slotpoort werd deze keer van binnenuit bestormd en opengegooid. In plaats van de traditionele inbraak in het kasteel werd het een uitbraak. Een soort aanval van gastvrijheid vanwege de kasteelheer naar het grote publiek toe. In de werkkamer waar Maurice Roelandts ooit zijn gedichten schreef, zette historicus Vandormael zich eveneens aan het boek-werk. Zo portretteerde de conservator het Kasteel van Gaasbeek in de Musea Nostra-reeks (van het Gemeentekrediet) en schreef de historicus aan een merkwaardig hoofdstuk Vlaams-sociale geschiedenis: 'Wij zijn de fossemanen, anders niks !' ( over mijnwerkers uit het Pajottenland). 

Dat schrijven is voor Vandormael trouwens vakwerk ("Ik verfoei de computer"). Iets dat veel concentratie vereist. Wanneer hij moe wordt zoeken zijn geest en ogen vaak kortstondige verpozing in het omliggende landschap ("Ik trek dikwijls het raam open om een brok onverkaveld Pajottenland binnen te laten"). 

In zijn kantoor vindt Vandormael minder rust: stapeltjes dossiers en boeken veroverden stormenderhand stoelen, bank en werktafel, de bibliotheek buigt door onder strakgebonden ruggen geschiedenis. Er hangt een schetsje dat Alva voorstelt tussen tekeningen van de historie van Gaasbeek en uit een ets blijkt dat één der plaatselijke markiezen ooit door de woestijn zwierf"Misschien ga ik later, wanneer de jaren me uit deze burcht verdrijven, wat rondtrekken in de Sahara", zegt hij. "Met mijn vrouw, ja. Want vooral op haar oefent de echo van zo'n enorme lege ruimte een bijzondere aantrekkingskracht uit". Hij droomt: "Misschien klinkt de muziek van Schubert in die concertzaal zoals ze moet klinken". 

Download hier de pdf

OKV Mededelingen 1994.1.pdf