De interesse voor planten en hun studie zijn ongetwijfeld even oud als de mensheid. De eerste universitaire en particuliere plantentuinen in Europa werden aangelegd aan het begin van de nieuwe tijd. In sommige gevallen ging het als het ware om een verlenging van de beroemde rariteitenkabinetten, waarin de meest verbijsterende producties nauwgezet tentoongesteld werden. De tuinen waren de vrucht van een nieuwe band met de wereld, van de ontdekkings- en handelsreizen die het ritme van de ontwikkeling van de Europese rijken en hun diplomatieke netwerken dicteerden. Het is in diezelfde bakermat dat de handel in exotische planten in de 16e en 17e eeuw aan populariteit won, met als meest groteske uitspatting de speculatie rond de tulpenmanie, met vele faillissementen in Nederland tot gevolg (17e). Het bezit van zeldzame en dure planten deed wonderen voor het prestige van de maatschappelijke elite, maar ook, meer algemeen, van de bourgeoisie, die planten gebruikte om haar positie te verbeteren.
De definitieve intrede van planten in woningen is een mooie illustratie van de verhouding tussen de industriële maatschappij en de natuur. Planten verzorgen was een stichtelijke en vredige activiteit: thuis planten kweken gaf veel meer voldoening dan een nachtje op café... En hoewel deze evolutie vaak te weinig aan bod komt in de kunstgeschiedenis, gaat het om een beweging die essentieel is om te begrijpen hoe interieurs in die tijd evolueerden.