Aan het einde van de achttiende eeuw ontdekt Gentenaar Lieven Bauwens dat in Engeland de Mule Jenny gebruikt wordt om katoen te spinnen. Hij laat zo’n machine naar het vasteland smokkelen en richt fabrieken op, eerst in Passy (Parijs) en kort daarna in Gent.
“J’ai crée un second Manchester,”
zegt hij er in 1803 zelf over. Tot dan is katoen zo goed als onbekend in Europa. Mensen kleden zich in wol en linnen. Vanaf 1750 worden de ‘Indiennes’ – Indische katoenen stofjes – razend populair. Katoen zou de wereldeconomie de komende eeuwen grondig bepalen. Het is de motor van de industriële revolutie, die begint in Engeland. Britse ondernemers nemen de wereldwijde handel en productie van katoen in handen.