Sinds 1973 is de collectie van het PMMK voorlopig in de Lakenhalle te leper ondergebracht. Het ligt evenwel in de bedoeling van het Provinciebestuur een adequaat ingericht en uitgerust museum te verwezenlijken. De eigenlijke geschiedenis van de ontwikkeling en de totstandkoming van de collectie kunt U lezen in de catalogus van het museum (1979).
Inhoudelijk biedt de collectie een overzicht van de moderne kunst in ons land vanaf de eeuwwisseling tot heden. Ook hierover vindt U een uitgebreide tekst in de catalogus van het museum zodat ik hier slechts een panoramische schets zal geven.
Van de eerste roerselen van de moderne kunst in ons land zijn tot op heden geen getuigenissen aanwezig. James Ensor (1860-1949) en het symbolisme ontbreken volledig.
Ensor moet immers algemeen worden beschouwd als één van de grondleggers van de moderne kunst. Als exponent van het impressionisme boog hij deze kunst van het retinale (d.i. het netvlies betreffend) om, enerzijds in de richting van het symbolisme en anderzijds in de richting van het latere expressionisme. Het symbolisme manifesteerde zich vooral tegen het eind van de negentiende eeuw en dit als reactie op het oppervlakkige en tot systeem herleide impressionisme dat de vrije creativiteit belemmerde.
Het kwam er vooral op aan een alternatieve wereld weer te geven door gelijkenissen of symbolen. De Franse schilder O. Redon (1840-1916) vertegenwoordigde dit genre op een unieke wijze en dient hier te worden vermeld omdat hij op onze symbolisten zoals F. Khnopff (1858-1921), W. Degouve de Nuncques (1867-1935) en later ook op Leon Spilliaert (1881-1946) zowel geestelijk als technisch (gebruik van aquarel) invloed heeft gehad. Vooral deze laatste, van wie dan toch werk in de collectie aanwezig is, verdient onze aandacht omdat hij als overgangsfiguur kan worden gezien. Gegroeid uit het symbolisme ontwikkelde hij een vormentaal die pre-expressionistisch kan worden genoemd door zijn zin voor vervorming van zijn figuren en tevens pre-surrealistisch door zijn dromerige inhoud. Het spreekt vanzelf dat ook de Franse schilders van 'Les Nabis', met wie hij persoonlijk contact had, hierin een rol hebben gespeeld, vooral wat de betekenis betreft die werd gehecht aan het decoratieve en synthetische opbouwen.
Zoals steeds kent iedere stijlrichting op een bepaald ogenblik een oververzadiging (maniërisme), waarop reacties loskomen die een nieuwe stijl in het leven roepen. Dit was ook het geval met het symbolisme dat, bij ons althans, was uitgelopen op sterk allegorisch werk met theatraal karakter.
Deze reacties concentreerden zich vooral in Frankrijk bij een aantal schilders, 'Les fauves' genaamd, door hun instinctief reageren op het leven waarbij alle esthetische wetten werden genegeerd. Vincent van Gogh (1853-1890) werd hierbij als voorloper beschouwd. Buiten Frankrijk kende deze tendens navolging in Duitsland en ook gedeeltelijk bij ons, in wat meestal schuchter het 'Brabants fauvisme' genoemd wordt. Alleen Medard Maertens (1875-1946) is vertegenwoordigd, terwijl eigenlijk Rik Wouters (1882-1916) als de belangrijkste figuur moet worden gezien.
De grote belangstelling voor het expressionisme, door de alles overheersende kracht van deze beweging gedurende de eerste helft van de twintigste eeuw, maakte dat de eerste aankoopcomités zich hoofdzakelijk daarop hebben gericht om met de collectie te beginnen. Albert Servaes (1883-1966) kan terecht de vader van het Vlaams expressionisme worden genoemd. Zijn werk concentreerde zich hoofdzakelijk op religieus geïnspireerde onderwerpen. Deze religieuze geladenheid ontsproot evenwel uit zijn verblijf te St.-Martens-Latem, waar een groep kunstenaars in volledige afzondering van het stadsleven, in een sfeer van ingetogenheid en mystiek leefden. De impuls hiertoe kwam van Valerius de Saedeleer (1867-1941), alhoewel binnen deze eerste Latemse groep zowel Gustave van de Woestijne (1881-1947) als Georges Minne (1886-1941) deze sfeer het sterkst tot uiting brachten.
Gustave van de Woestijne ontbreekt volledig in ons overzicht, terwijl onlangs, dank zij een langdurige bruikleen uit privé-bezit, een ganse reeks beelden van Minne werden opgenomen.
G. Minne werd in hoofdzaak geleid door de mystieke literatuur van Ruusbroec, terwijl zijn vormgeving de Engelse prerafaëlieten benadert. Zijn beelden zijn dan ook de vereniging van mystiek en ingekeerdheid, overgeplaatst in eerder weke en sensuele houdingen, vooral van jongelingen en knapen.
Waar Servaes de vader van het Vlaamse expressionisme moet worden genoemd, betekende Constant Permeke (1886-1952) er de realisator van