Het streven naar beweging in de kunst dateert niet van vandaag : de ganse barok was erdoor gedreven. Op dynamische vormgeving door filmisch-flitsende beeldenreeksen ging men zich echter pas toeleggen in het begin van deze eeuw, toen de opkomst van de film sommige schilders en beeldhouwers er een ogenblik toe aanzette eenzelfde gezichtsbedrog na te streven. De futuristen, Boccioni, Ballà, Russolo, Severini, Marcel Duchamp met zijn ontleding van de opeenvolgende houdingen die een lopende figuur aanneemt, Delaunay met zijn 'simultane kleurschijven' - zij plaatsten een illusionistische weergave van beweging boven de essentieel statische aard van het klassieke kunstwerk. Die statisohe aard zélf werd echter niet aangetast : de beweging bleef 'bevroren'.
Heinz Mack - Lichtdynamo
Werkelijke beweging houdt tijdsverloop in en is slechts mogelijk in de ruimte. Deze twee dimensies, tijd en ruimte, zal de kunstenaar in zijn werk moeten betrekken - en in deze twee dimensies zal hij zijn werk moeten doen uitvloeien -indien hij geen genoegen wil nemen met wat uiteindelijk gezichtsbedrog blijft. Hij zal dus genoopt worden nieuwe media te scheppen, die de Russische constructivist El Lissitsky al in 1919 voorspelde toen hij beweerde dat er 'geen grens is af te bakenen tussen een kunstwerk en een technische vinding'.
Dit streven naar een nieuwe eenheid van creatieve en vormscheppende middelen, 'to present a broader, more general view of the inter-relatedness of art and life' (Lazslo Moholy-Nagy : 'Vision in Motion') kan worden gezien als een logisch en waardig antwoord op de wetenschappelijke mogelijkheden van een tijd, waarin de mens zijn centrale en ordenende functie alleen maar kan blijven vervullen op voorwaarde dat hij die mogelijkheden transcendeert. Zich inspirerend op de verkenningen van techniek en wetenschap, gebruik makend van de bondgenoot machine, ontdekt de kunstenaar een nieuwe uitdrukkingsvorm en schept hij een nieuwe poëzie. De gevoelsinhoud van een tijd komt dan tot uiting met en door zijn mechanische en elektronische veroveringen. En meteen worden wij gesensibiliseerd voor de schoonheid en de magie vàn die veroveringen.
Heinz Mack is een van de kunstenaars die daartoe nu al sedert een tiental jaren op aanzienlijke wijze bedraagt. Hij werd in 1931 geboren te Lollar (Giessen) en leefde tot 1949 in Krefeld. Van 1950 tot 1953 studeerde hij aan de kunstacademie te Dusseldorf, vervolgens tot 1956 wijsbegeerte aan de universiteit van Keulen. 1958 was een beslissend jaar voor zijn ontwikkeling tot 'lichtkunstenaar' : in dat jaar besloot hij af te zien van kleurengebruik en voortaan nog enkel met wit en zwart te schilderen. Gelijktijdig ontwikkelt hij zijn 'Sahara-project' met vibrerende lichtzuilen. In 1959, op zijn eerste tentoonstelling in België, samen met Piene en Uecker ('Vision in Motion', Hessenhuis, Antwerpen), toont hij grote lichtreliëfs in gegolfd aluminium. Zij zijn nog roerloos, maar in hetzelfde jaar beginnen zij te draaien : zo ontstaan de 'lichtdynamo's'.
De met fijne welvingen geribde schijf wordt door een electromotor in beweging gebracht en draait langzaam achter een schijf in gegolfd glas. De welvingen van metaal en glas, spelend met het strijklicht, schijnen langzaam in elkaar te vloeien. Hierdoor ontstaat een verwarrende indruk, waarbij het object zijn densiteit en het oog alle houvast verliest. De werkelijke oppervlakte schijnt achter het glas en vóór het aluminium te liggen, en te bestaan uit een zone van vloeibaar en kneedbaar licht. Het gevoel dat hierdoor wordt opgeroepen is er een van tastende onzekerheid, van twijfel tussen zulke uitersten als hardheid en weekheid, troebelheid en stralende helderheid. Méér dan om de 'vibratie', waar men bij voorkeur over spreekt, gaat het hier om een pulseren en ademen van het licht. Het onderscheid is belangrijk, want waar het begrip 'vibratie' associaties wekt met droge en dode stoffen, verbindt men 'ademen' en 'pulseren' onvermijdelijk met een organische wereld. Het merkwaardige is dat Mack dit organische levensgevoel oproept voorbij elke materie en als het ware à l'état pur.
Herhaaldelijk heeft de kunstenaar in eigen geschriften dat streven verduidelijkt. Volgende tekst uit 1959 lijkt ons te belangrijk om hem niet te citeren.
'De dynamische structuur van het licht betovert mijn ogen, brengt mijn geest in beweging en versnelt het ritme van mijn hart, van de adem mijner verlangens.
Het schone is in beweging en toont, als vorm, de rust in de onrust. Het dynamische wordt vorm. Maar de onrust van de rust vernietigt de vorm en eist zijn ontbinding. Het onbeweeglijke en eindige vermoeit de ogen.
Zuivere beweging kent niet de relativiteit van maten en begrenzingen ; zij blijft alleen en in zichzelf, zonder richting en zonder actualiteit ; ziedaar haar vibratie, haar adem, haar vrijheid, haar vitaliteit, haar metafysica.
Het lawaai van de veelkleurigheid en haar dramatisch evenwicht in de compositie hadden tenslotte de onbewoonde buurschap verstoord van de beeldelementen die wij zuivere beweging noemen. (...)
In mijn zwarte en witte schilderijen wordt de wenteling van de verschillende krachtvelden in een unieke en vloeiende beweging gedragen door de licht-intensiteit, eigen aan deze twee kleuren.
In mijn lichtreliëfs, waar het lioht zélf medium wordt in de plaats van deze kleuren, schept de beweging een nieuwe immateriële kleur en een tonaliteit waarvan de onvatbaarheid totaal verwijderd is van welk object ook. Deze onstoffelijkheid verwijst naar een mogelijke realiteit waarvan wij de adem en de geheime schoonheid nu reeds beminnen'.
Mack neemt er geen genoegen mee die 'geheime schoonheid' alleen maar op te roepen in begrensde binnenkamerse objecten zoals de lichtdynamo's ; hij wil ze uit haar verborgenheid halen en laten overvloeien in het dagelijks leven. Na 1961, jaar waarin de eerste lichtdynamo getoond werd te Amsterdam ('Bewogen Beweging', Stedelijk Museum), worden de afmetingen steeds groter. Er ontstaat ook een reeks monumentale werken in opdracht. Voor een school te Leverkusen ontwerpt hij een muurreliëf van 160 meter-vierkant, voor een woning een 'zilverlichtmuur', voor een kleuterschool te Dus-seldorf een 'kleurspelmachine' van drie bij acht meter. Voor talrijke tentoonstellingen maakt hij, meestal in samenwerking met Piene en Uecker, licht-environments of 'organiseert' hij ganse ruimten.
Het blijven uiteraard beperkte en fragmentarische pogingen tot zuivering en ordening van de chaos : visuele en mentale stofzuigers, te zeldzaam en te zwak om ook maar enigermate bij machte te zijn ons levensdecor te reinigen. Maar het blijft een troostend besef dat zij bestaan. En men kan ervan dromen 's avonds enorme lichtdynamo's van Mack in het stadsbeeld te vinden, op pleinen en drukke verkeerspunten. Wat een kalmerende invloed zou er kunnen van uitgaan.