Wanneer men op straat iemand de weg vraagt, zal hij die in de meeste gevallen met wijzen en aanduiden kunnen uitleggen. Zodra de situatie echter iets ingewikkelder is, heeft men al gauw behoefte aan iets concretere informatie, in de vorm van een situatieschetsje, dat dan gecompleteerd wordt door een mondelinge uitleg. Voor reizen op grotere schaal kunnen wij niet volstaan met een schetsje en gebruiken wij een landkaart. De op zo'n kaart gebruikte tekens en symbolen zijn echter voor ons volledig onbegrijpelijk als wij niet de beschikking hebben over de 'verklaring der tekens', de zg. legende. Pas met deze sleutel kunnen wij in die warboel een 'vertaling' gaan zien van steden, wegen, bossen en water tot puntjes, lijntjes en vlekjes.
Dit voorbeeld van een verkeerskaart lijkt op het eerste gezicht misschien erg vanzelfsprekend, maar wanneer wij een type kaart voor ogen krijgen waaraan wij niet zo gewend zijn, b.v. een grondsoortenkaart, of één waarop de bevolkingsdichtheid staat aangegeven, dan blijkt opeens dat de legende onmisbaar is om de functie van dat type kaart te kunnen begrijpen. Zonder de legende verliest de kaart haar functie echter niet, maar zij krijgt een àndere functie. Wij zien de kaart niet meer als een overzicht van de grondsoorten of de bevolkingsdichtheid in een bepaald gebied, maar eerder als een abstracte kleurcompositie. Inplaats van een vervangingsfunctie (van de realiteit) krijgt de kaart nu een geheel zelfstandige visuele functie. Van een lees-ding verandert de kaart in een kijk-ding.
Iets dergelijks kan men zien in de ontwikkeling van de schilderkunst. In de renaissance is het schilderij een afbeelding van de werkelijkheid, en als zodanig direct herkenbaar, een 'verklaring der tekens' is overbodig. Bij Cézanne begint naast de afgebeelde werkelijkheid het schilderij op zichzelf reeds een zekere zelfstandigheid te krijgen: terwille van de eenheid in de compositie en het schilderkunstig resultaat doet de schilder concessies aan de natuurgetrouwe afbeelding van zijn onderwerp. Het geheel blijft echter goed 'leesbaar'.
Bij Braque wordt de ruimtelijke samenhang tussen de afgebeelde voorwerpen belangrijker dan de voorwerpen zelf: wanneer men bij het bekijken van een voorwerp van gezichtspunt verandert, krijgt men ook een andere indruk van het ding. Dit geldt niet alleen in letterlijke, maar ook in figuurlijke zin. Ons uitgangspunt, onze kennis omtrent een zaak, bepalen onze visie daarop. Marcel Duchamp illustreerde dat indertijd door een flessenrek in het museum te plaatsen, en het object aldus te ontdoen van zijn dagelijkse functie.
Door het feit dat het voorwerp in een museum stond veranderde de context en werd het tot een kunstwerk. Het belangrijkste van die daad was, dat er bij de bezoekers een stukje bewustwording plaats vond, en er van hen een actievere rol verwacht werd.