Terecht heeft Pol de Mont destijds Artan 'de eerste werkelijk grote Vlaamse zeeschilder' van de negentiende eeuw genoemd. Terecht ook schreef Arthur Cornette: 'Louis Artan is het geweest die de toekomst van onze marine-schildering heeft bepaald door als het ware een frontale aanval te ondernemen op het meest grandioze, meest geheimnisvolle, minst intieme, meest wisselende, het naakste en primitiefste element: de zee, de zee die zich met onverstoorbaar zelfbehagen overlevert en onttrekt'.
Terecht inderdaad, want Louis Artan, in 1837 te 's-Gravenhage geboren als zoon van een Zuidnederlandse maar bij de Belgische Omwenteling in 1830 uit Brussel naar het Noorden uitgeweken vleugeladjudant van Frederik van Oranje-Nassau, behoorde niet alleen als leeftijdgenoot maar ook als geestesverwant en daadwerkelijk medestrijder tot de tussen 1830 en 1840 geboren falanx van schilders die, zoals onder meer Hippolyte Boulenger, Adrien-Jozef Heymans of Théodore Baron, in België omstreeks 1865 de doorbraak bewerkstelligden van het integrale natuur-realisme. In hun rijper werk - grosso modo dat der jaren zeventig en nadien - zijn zij bewust of onbewust een impressionistische techniek gaan toepassen en in verschillende schakeringen onverholen het impressionistische kunstcredo gaan belijden. Maar ook is het zo dat de zee - de Noordzee vooral, maar ook de oceaan vóór Normandie en Bretagne - voor hem het grote en nagenoeg enige thema is geweest.
Louis Artan de Saint-Martin was aristocraat van geboorte en begaafd met een meer dan gewone sensitiviteit: als mens en als kunstenaar, in visie en in zoeken, in de eerste plaats geroerd en aangedreven door de steeds wisselende indrukken van natuur en van leven, indrukken waarvoor hij zeer ontvankelijk was. Eigenlijk was Artan, geleid door zijn kunstenaarsinstinct, autodidact geweest, ook al had hij te Spa, waar zijn Hollands-Portugese moeder zich metterwoon had gevestigd, enkele lessen genoten van Edouard Delvaux en Henri Marcette. Hij vervolmaakte deze vorming vooral door zelfonderricht, door kopiëren in het Louvre en door contacten met Corot en Courbet te Barbizon en te Parijs en met Louis Dubois te Brussel waar hij zich in 1863 een atelier had ingericht. In die tijd schilderde hij onder meer in de streek van Dendermonde enkele robuust-realistische dorpsgezichten waarmee hij trouwens een prijs voor landschapschilderkunst wist weg te kapen. Zijn eigenlijke debuut als marine-schilder maakte hij met een Knoks duinlandschap op het Salon van 1866, één jaar vóór een nagenoeg tweejarig verblijf in Bretagne. Hier was het, geconfronteerd als hij er was met het grootse schouwspel van de oceaan, dat hij aan zijn roeping van zeeschilder resoluut gehoor zou geven.