Op een houten paneel zijn een aantal bladvormige neerhangende elementen in metaal aangebracht, die langzaam en onregelmatig bewegen wanneer de kleine, achter het paneel bevestigde motor wordt ingeschakeld. Dat is alles. En er gaat een merkwaardige indruk van uit. Hoe langer je er naar kijkt, hoe meer je wordt gefascineerd door het insolide, het aarzelende van dat bewegen. Bij sommige blaadjes is het nauwelijks merkbaar, andere richten zich nu en dan helemaal op. Zij wringen tegen elkaar met een droog geritsel.
Het moeizame en vruchteloze van bewegingen die er maar niet in slagen los te komen werkt troeblerend: zo'n beetje het gevoel dat je krijgt bij het kijken naar kevers die op hun rug liggen en traag met hun poten spartelen, of naar gevangen krabben en kreeften. Je voelt een vage malaise om zo veel hulpeloosheid, die tegelijk de dreiging inhoudt van een vreemde, misschien boosaardige wereld.
Toch ontstaat geen ogenblik een duidelijke associatie met bekende verschijnselen uit de natuur. De vergelijkingen die ik hoger maakte staan er alleen in een poging om de aard van de bewegingen te beschrijven. Wat echter hier te zien is appelleert op diepe, zeer oude en vertrouwde menselijke gevoelens - via totaal nieuwe middelen. Het medium waar Bury gebruik van maakt is geen transpositie van wàt dan ook, het is een zelfstandige schepping met haar eigen vormen, ritmen en wetten; maar ergens ontmoet zij in de beschouwer een oeroude echo.
Die echo nader omschrijven is erg moeilijk en hij zal trouwens, zoals alles in dit onduidelijk gebied van stemmingen, gemoedservaringen en autosuggestie, voor iedereen wel enigszins verschillend zijn. Het heeft te maken met irrationele angst en met mysterieuze krachten, maar er zit ook een spelelement in en een stille ironie - precies dezelfde ingrediënten dus die aanwezig zijn in het surrealisme van René Magritte. Misschien mag men Bury wel 'de surrealist van de kinetische kunst' noemen.