Een typisch Vlaams interieur in Gentbrugge ; de pronkkamer, plastic vlinders op de weelderige planten en de bontbetegelde schoorsteen, plastic bloemen en behangsel met ontzettende bloementuinen ; zo is het in het huis waar Jan van den Abeel opgegroeid is. Nogal sterk contrasterend met die enigszins protserige sfeer staat in een hoek van de kamer een schildersezel met de opzet voor een nieuw, felgekleurd constructivistisch schilderij. In de rest van de kamer, aan alle wanden hangt het vol met Van den Abeels oudere schilderijen, die zijn moeder zo mooi vindt. Het zijn vlekkerige doeken die alleen maar een stemming weergeven, de allervroegste werken zijn vaag van kleur en hebben geen concrete vormen. In iets latere werken wordt de kleur meer uitgesproken, krijgen de vlekken een duidelijke contour en komt in het geheel een voorzichtige neiging tot constructie naar voren.
Maar in veel grote, clean witte galerijen en musea in België is het nieuwe werk van Jan van den Abeel te zien. Het Groeningemuseum te Brugge bijvoorbeeld heeft zijn werk 'Piava VIII' in bezit. Het is een op metaalplaat gespoten lakschilderij dat ongeveer één bij één meter meet, en bestaat uit een constructie van kaarsrechte balken, die elk met één knik in het hart van het schilderij naar de rand van de compositie toelopen en daar afgebroken worden, zodat er aan de rand van het werk een serie vierkante blokken ontstaat, de 'afsnijdingen' van de balken. 'Piava VIII' is slechts één werk uit een grote serie knap afgewerkte balken- en vlakken-constructies. Werken die op ons afkomen en niet te ontwijken zijn, omdat ze vanaf het platte doek of paneel naar alle kanten de ruimte in schijnen te schieten, omdat ze in schijn ver achter de oppervlakte van het schilderij samen schijnen te smelten. Door Van den Abeels werken laten onze ogen zich volkomen om de tuin leiden.