Dertig jaar geleden kwamen de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten te Brussel in het bezit van een aantal uitzonderlijk fraaie schilderijen van Franse meesters. Dit, dank zij een vorstelijke schenking van Anna Boch, een meer dan verdienstelijke kunstenares, die innig bevriend was geweest met de toongevende impressionisten en hun werk met liefde en speurzin had verzameld. Zij staat bovendien in de geschiedenis geboekt als de enige persoon die tijdens het leven van Van Gogh de arme Vincent een schilderij heeft afgekocht.
Het legaat Anna Boch omvatte o.m. een bijzonder zeldzaam stuk van een Franse meester die - voor zover mij bekend - slechts door twee werken vertegenwoordigd is in ons openbaar kunstbezit. Het tweede schilderij 'De krijtrots' bevindt zich in het Museum voor Schone kunsten te Doornik. Het gaat namelijk om 'De Seine bij la Grande-Jatte', door Georges Seurat geschilderd in de lente van 1888, drie jaar vóór zijn vroegtijdige dood op tweeëndertigjarige leeftijd.
Zijn bestaan zelf is door een zeker mysterie omgeven. Het is zelfs niet uitgesloten dat hij een dubbel leven zou geleid hebben, doch dit doet niets ter zake. Men schildert hem af als een fijne, aristocratische figuur, minzaam en toch gesloten, even geestdriftig in kunstdiscussies als geheimzinnig in privé-aangelegenheden. Hij moet bijzonder verstandig geweest zijn, niet alleen geleerd, doch intuïtief schrander. Dit bewees hij door de vernuftige wijze waarop hij de nieuwste theorieën inzake licht en kleur, pigmentatie en trilling, werkelijkheid en perceptie doorgrondde en uitwerkte tot een systeem dat sloot als een bus, als het maar niet door 'vaklui' zonder inspiratie toegepast wordt.
Grosso modo komt de geniale vondst van Seurat op het volgende neer. Aangezien het wetenschappelijk vaststaat dat ons oog, vanop een bepaalde afstand, kleine, aaneengesloten kleurenstippels niet afzonderlijk onderscheidt maar als één toon opvangt, kan de schilder, in plaats van die toon te zoeken door het mengen van primaire kleuren op zijn palet, dezelfde primaire kleuren in dezelfde dosering als kleine punten (points) naast en door elkaar weven totdat een identieke toon optisch waargenomen wordt (vandaar 'pointillisme'). De illusie is nooit volkomen doch die stippeltechniek heeft op de traditionele factuur van de impressionisten het voordeel aan de kleur een gewisse trilling te verlenen, als de weerkaatsing van het licht op de vormen, zonder die te verdoezelen, een effect dat de luministen tevergeefs hadden gepoogd te bereiken. Dit alles klopte volkomen met de golven-theorie die toen nog in haar experimenteel stadium stond.
Die methode om de tonen te ontleden, te delen (diviser: vandaar 'divisionisme') leidde tot een systeem dat er duidelijk op wijst, hoezeer het pointillisme een apollinische stijlvorm is, d.w.z. om met Nietzsche te spreken: