Weinig schilderijen zijn zo helder opgebouwd als de triptiek met 'De familie van de H. Anna' van Quinten Metsys, maar bijna even weinig vertonen een zo ingewikkeld onderwerp als dit drieluik. De manier waarop de familie van de H. Anna aan de toeschouwer wordt voorgesteld zal de oningewijde ongetwijfeld bevreemden. En toch heeft de schilder zoveel mogelijk de starheid van het hier voorgestelde genealogische gegeven vermeden door aan deze eerder ongewone samenkomst een menselijk karakter en een met tederheid vervulde stemming te verlenen. Daarmee werd echter niet afgezien van de traditionele strengheid die aan de basis ligt van zo'n iconografisch programma. Een te grote ongebondenheid zou hier schaden aan de waardigheid die het gegeven vereist. Vandaar dat het schilderij, niettegenstaande een zekere soepelheid in de voorstelling, niet los komt uit een hiëratische strakheid waaraan het thema zelf ten gronslag ligt.
De verering van de H. Anna kende bij ons ten tijde van de late middeleeuwen en in de zestiende eeuw een grote bijval. Volgens de 'Gulden Legende' was de H. Anna driemaal gehuwd. Het is de afstamming van dit drievoudig huwelijk die in het centraal paneel van het drieluik wordt getoond. In het midden zit de H. Maagd Maria met op haar schoot het Kind Jezus naast de H. Anna op een marmeren bank. De H. Joachim vader van de H. Maagd en eerste echtgenoot van de H. Anna staat rechts van deze laatste. Links van de H. Maagd heeft de H. Jozef achter de bank plaats gevat. De twee andere vrouwen zijn de dochters van de H. Anna uit het tweede en derde huwelijk. Links vooraan zit Maria Cleophas met haar vier kinderen: sint Jacob de Mindere, Juda, Simon en Jozef Justus. Zij is de dochter van Cleophas en echtgenote van Alfeus die links van haar staat. Rechts vooraan zit Maria Salome met haar kinderen sint Jacob de Meerdere en sint Jan de Evangelist. Zij is de dochter van Salomas en de vrouw van Zebedeüs die achter haar staat.
De zijluiken van de triptiek stellen taferelen voor uit het leven van de ouders van de H. Maagd. Het huwelijk van Anna en Joachim bleef twintig jaar kinderloos en daar steriliteit bij de Joden werd aangezien voor een goddelijke vloek, werden Joachims offergaven in de tempel met misprijzen door de leviet geweigerd. Dit wordt rechts op de gesloten deuren afgebeeld. De onmiddellijke tegenhanger hiervan, links, waar de gaven van de twee heiligen wel worden aanvaard, komt in de schilderkunst zelden voor. Het gebeuren vindt blijkbaar vroeger plaats daar de baardloze Joachim hier heel wat jonger voorkomt. Aldus lijkt deze scène eerder het voorspel tot de eigenlijke cyclus van de H. Anna en betreft het hier de schenkingen van Anna en Joachim ter gelegenheid van hun huwelijk. Na de smaad die Joachim in de tempel werd aangedaan verliet hij gans overstuur zijn echtgenote om zich op het land bij zijn herders terug te trekken. Het is hier dat de engel Gabriël hem de geboorte van de H. Maagd komt melden. Daar inmiddels te Jeruzalem de H. Anna op dezelfde manier werd verwittigd, ontmoeten beide echtgenoten elkaar zielsgelukkig bij de Gulden Poort. Het zijn deze gebeurtenissen die worden opgeroepen in het open linkerluik terwijl rechts ervan de cyclus wordt afgesloten met de dood van de H. Anna.