Het uitgangspunt voor deze kunstbeschouwing is de zilveren kandelaar in het bezit van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis te Brussel.
De ontwerper was Henry van de Velde, die in het kunstleven van België zoveel jaren een leidinggevende figuur is geweest, in het onderwijs, als bouwmeester, als raadgever, als kunstenaar en als schrijver, dat hij nauwelijks een verdere omschrijving behoeft. Toch zal menigeen niet in de eerste plaats verwachten hem met een kandelaar in de aandacht te zien gebracht. Bouwer van de bibliotheektoren in Gent, van het Peter-Benoitmonument in Antwerpen, van huizen in Brussel, schilder en tekenaar van grote begaafdheid in zijn jonge jaren, zo tekent hij zich al dadelijk af bij het noemen van zijn naam. Evenwel benadert de kandelaar hem juist in dit betrekkelijk kleine en intieme voorwerp van een kant, die hem zeer na aan het hart lag. Immers heeft van de Velde zijn rebelse aanval op de woonvormen van de burgers van de late 19e eeuw, zijn stoutmoedig program voor een hervorming van onze gehele levensomgeving, allereerst gegrond, niet op de architectuur van het huis zelf, maar op de inhoud van het huis: ons eigen levensgedrag, onze bewegingen en verrichtingen in de ruimten, die door de architectuur beschut en beperkt worden. Van binnenuit begon zijn profetische en hartstochtelijke hervorming.
De kandelaar is bovendien een treffend, want een koninklijk voorbeeld van zijn doordringend stijlvermogen. Wij kunnen het object in zijn functie als kaarsendrager, in een tijd waarin de onwelriekende petroleumlamp het veld gaat ruimen voor het suizende gaslicht en dit weer voor de eerste peervormige electrische lampjes, zien als een zekere luxe, een feestelijk, stemming oproepend ding. En wij weten allemaal hoe moeilijk het is, als men niet wil teruggrijpen naar de 17e en 18e eeuw, om een waarlijk stijlvolle kandelaar te vinden.
De stijl die van de Velde oproept met zijn kandelaar beperkt zich niet tot het object alleen, maar is in feite hart en ziel, de kern van een inzicht, een begrip, een verbeeldingrijke visie op het beginsel van ornamentale zuivering, doorgevoerd in meubels, de kleding, serviezen, juwelen, tapijten, stoffen, maar ook in de architectuur, binnen en buiten. Het is in de jaren 1890 en volgende de grondslag geweest voor een wil om aan de gemeenschap op rationele basis een nieuwe stijl te geven. Een stijl, die ons zou bevrijden van de kitsch ontstaan uit het gebrek aan stijl of liever de historische camouflage van dit gebrek in de 19e eeuw. 'Art nouveau' werd deze nieuwe stijl geheten en vaak verward met de gelijktijdige bazar-produktie, die als 'belle époque' de wereld van nu nog altijd fascineert. Die verwarring was op de tentoonstelling '1900' in Oostende duidelijk waarneembaar.