De grote musea hangen vol schilderijen die door hun kwaliteiten, hun afmetingen en hun agressief karakter de bezoeker onweerstaanbaar aantrekken. Het luid opklinken van hun stem maakt het moeilijk ze niet te horen en zelfs de meest passieve toeschouwer weten zij tot een samenspraak te dwingen. Zich daartegen verzetten zou onrechtvaardig zijn. Immers, de aandacht voor zijn werk winnen, behoort tot het streven van de kunstenaar. Of hij ons uiteindelijk overtuigt of niet, is een andere zaak en hangt evenzeer af van ons als van hem. Die indrukwekkende, opdringerige stemmen, die om zo te zeggen hun eigen waar aanprijzen, maken het moeilijk en vaak onmogelijk het gefluister waar te nemen van enkele bescheidenen die in hun schaduw zijn opgehangen. Het zijn de werken van de dromers, de ingekeerden, de dichters. Voor grote belangstelling vertonen zij geen interesse ; wat zij zoeken is het intiem gesprek. De toeschouwer aantrekken doen zij niet, zij verwachten hem, zij rekenen op de geestesverwanten die, het rumoer vluchtend, bij hen een stonde komen verwijlen. Ook zij hebben heel wat te zeggen, maar woorden gebruiken zij schier niet. De stilte volstaat degenen die elkaar begrijpen.
Van die categorie kunstwerken maken de stillevens het grootste deel uit, en meer in het bijzonder de eigenlijke, de echte stillevens, wat wil zeggen dat soort schilderijen die levenloze dingen, de toeschouwer meestal vertrouwd, in beeld brengen en zulks zonder enige bijbedoeling, hetzij van allegorische, symbolische, anekdotische, religieuze of historische aard. Vruchten, groenten, levenloze dieren en voorwerpen werden door de kunstenaar afgebeeld omdat zij hem hebben ontroerd en in vervoering gebracht. Zij hebben in zijn ogen persoonlijkheid verworven, zijn gegroeid tot wezens met een eigen bestaan, wier uiterlijke verschijning zowel als psychologische geladenheid hij ons wil doen bewonderen. Vanzelfsprekend dringt hij ons aldus zijn persoonlijke visie op en daar een dergelijke penetratie van contemplatieve aard bij hem slechts langzaam en in stilte is kunnen ontstaan, wordt ook van de toeschouwer een zekere ontvankelijkheid vereist, ja wordt hij gedwongen, wil hij iets van het schilderij kunnen genieten, zich open te stellen voor de stem van de voorwerpen en ze zijn volle aandacht te schenken.
Van een goed stilleven wordt er allereerst vereist dat er niet te veel objecten in worden afgebeeld. Aangezien elke vrucht of groente, elk voorwerp of dood dier in de ogen van de kunstenaar een individualiteit heeft verworven en hij de aandacht van de toeschouwer voor elk afzonderlijk vraagt, mag hij hun aantal niet te hoog laten oplopen, zoniet verdwijnt elk van hen in de anonimiteit van de massa en wordt het schilderij herleid tot een decor. Het is het euvel waaraan zoveel zogenaamde stillevens uit de Vlaamse Barokschilderkunst lijden. Men denke aan sommige werken van Snijders, Fyt, Van Utrecht, Boel e.a. Maar niet alleen de te grote verscheidenheid van afgebeelde voorwerpen doet hun het ware stilleven-ka-rakter verliezen, ook het gebrek aan rust, aan statici-teit draagt daar toe bij. Dit teveel aan dynamisme kan liggen in de compositie van het schilderij : een te hoog gestemd koloriet of te sterk ritmisch bewogen lijnen en vormen beletten de blik van de toeschouwer tot rust te komen en staan hierdoor elke contemplatie in de weg. Ofwel ligt het in sommige elementen van hetgeen in beeld wordt gebracht. Ook een te opvallende schilderwijze dient te worden vermeden : sterk geïndividualiseerde of te ritmische toetsen kunnen eveneens de aandacht te zeer naar zich toe trekken. Ten slotte gebeurt het ook wel dat sommige elementen van wat wordt afgebeeld een storende werking uitoefenen. Zo leiden in verschillende grote stillevens van Snijders of Fyt, blazende katten en grommende honden of papegaaien die zich tegen opdringerige aapjes moeten verdedigen, de aandacht van het essentiële af ; dergelijke schilderijen mogen grotendeels tot de genreschildering worden gerekend.