Het is slechts de tweede maal dat Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen zijn tribune openstelt voor één der allergrootste Vlaamse schilders, te weten voor Antoon van Dijck : na de 'St. Maarten' (jaargang 2, 1964, nr. 23) komt deze 'Calvarie' aan bod. Spijtig wordt de Dendermondse O.-L.-Vrouwekerk, niettegenstaande haar vele en kostbare kunstschatten, praktisch evenmin bezocht als de Zaventemse parochiekerk. Zodat het hier besproken doek, als een voor de massa verborgen schat mag beschouwd worden. Reden te meer om er eens uw volle aandacht voor op te eisen en het, bij een eerste gelegenheid, ter plaatse langdurig te gaan bewonderen.
Hiertoe zullen wellicht enkele zakelijke inlichtingen omtrent het leven van de maker U behulpzaam zijn, evenals enkele overwegingen omtrent zijn stijlontwikkeling in het algemeen en omtrent de eigenheden van deze 'Calvarie' zelf, en niet het minst op iconografisch gebied. Van meetaf aan werd Antoon van Dijck onweerstaanbaar aangetrokken door het genre, dat altijd zijn opvallende voorkeur zou genieten, en waardoor hij immers zijn leven lang torenhoog boven al zijn Vlaamse en andere tijdgenoten uitstak, d.i. het portret : zijn 14-jarig 'Zelfportret' (Wenen, 1613) mag reeds gerust als een uitmuntend meesterwerk bestempeld worden.
De overige genres benaderde hij met uitgesproken Caravaggeske neigingen, d.w.z. met een donker palet (hoofdzakelijk bruin en oker), sterke tegenstellingen van heldonker, en doodgewone volkstypen (Brussel, 'Dronken Silenos', ca. 1617). Het ligt echter voor de hand dat hij het Ca-ravaggisme spoedig zou vaarwel zeggen, en meer bepaald van het ogenblik af dat Rubens (1577-1640) hem als zijn geliefde en nauwe medewerker aantrok (1616-21) : de kleuren helderden alras op, de opbouw verbreedde niet weinig, en de vormen werden buigzamer, soepeler, omdat zij niet langer de weerspiegeling van de werkelijkheid beoogden, doch veeleer zijn intens geworden bezieling moesten vertolken (Zaventem, de hoger genoemde 'Sint Martinus', 1629, naar een prototype van 1620).