Tot ons omvangrijk kunstpatrimonium behoort een categorie van werken die iedereen kent omdat zij zo vaak zijn afgebeeld, doch die bijna niemand in werkelijkheid heeft gezien. De reden hiervoor ligt in het feit dat zij zich op een afgelegen plaats buiten de fel bereden toeristische wegen bevinden, geïsoleerd van andere kunstwerken hen evenwaardig. Sint Maarten van Antoon van Dijck maakt van deze categorie deel uit. Hoevelen onder de kunstminnaars hebben zich inderdaad ooit de moeite getroost de parochiekerk van Zaventem te bezoeken waar dit heerlijk schilderij zich bevindt ? En onmiddellijk rijst de vraag hoe zulk een kostbaar kunstwerk terecht is gekomen in de bescheiden parochiekerk van dit landelijk Brabants dorp. Bij oudere auteurs leest men het ontroerend verhaal dat Van Dijck, op weg naar Italië, zich tijdelijk te Zaventem liet weerhouden, verleid als hij was door de schoonheid van een aantrekkelijke jonge vrouw, van wie men zelfs de naam — Anna van Ophem - wist te vermelden. Die lieflijke geschiedenis heeft evenwel niet aan de historische kritiek kunnen weerstaan en zij dient tot het domein van de legende te worden gerekend.
Wanneer men nu op zoek gaat naar meer preciese inlichtingen, komt men vanzelfsprekend in de eerste plaats in het archief van de kerk te Zaventem terecht. Helaas, het klimt niet verder op dan tot 1674 en zwijgt aldus omtrent de aanwerving van het schilderij. Toch kan men er enkele gegevens in aantreffen die, al zij het ook onrechtstreeks, enig licht werpen op zijn geschiedenis. Inderdaad omvat dit archief een oude waterverfschets, die Van Dijck's schilderij afbeeldt, gevat in een Renaissance-altaar, voorzien van het jaartal 1651.
Bovendien draagt dit altaar de wapens van de families Boisschot en Camudio. Die wapens kunnen alleen toebehoord hebben aan Ferdinand de Boisschot en zijn echtgenote Anne-Marie de Camudio. Nu is het een feit dat op 12 maart 1621 het land van Zaventem tot baronie werd verheven ten gunste precies van deze Ferdinand de Boisschot, die reeds heer was van dit land. Boisschot bezocht kort daarop Zaventem en werd er door de inwoners, ter gelegenheid van zijn eervolle bevordering, feestelijk ontvangen. Een mogelijke hypothese ligt voor de hand : is het niet Ferdinand de Boisschot die toen, uit dankbaarheid, de Sint Maarten aan Zaventem heeft geschonken ? Een anoniem handschrift uit de 18de eeuw, bewaard in het Louvre te Parijs, schijnt dit te bevestigen en het weet zelfs te vermelden dat de baron er 300 florijn voor zou hebben betaald.