Voor velen van hen die Albert Servaes steeds - en terecht ! - als één van onze grootste en belangrijkste hedendaagse Vlaamse schilders hadden beschouwd, heeft de hoge onderscheiding, nl. de Grote Gouden Medaille, die hem in 1960 door een internationale jury van kunstcritici, ter gelegenheid van de Tweede Biënnale voor Christelijke Kunst te Salzburg, met algemeenheid van stemmen toegekend werd, spontaan de betekenis van een eerherstel gehad.
Voorzeker heeft het ook Albert Servaes, evenals de andere Latemnaars, niet aan erkenning en zelfs aan openbaar eerbetoon ontbroken. Doch evenmin als de waardering die hem o.a. bij monde van de bekende Franse dichter Paul Claudel en de in een gelijk streven met hem verbonden Franse schilder Georges Rouault, zowel in het buitenland als in eigen land te beurt gevallen is, hebben b.v. zijn verkiezing tot lid van de Koninklijke Vlaamse Academie in 1937, en de hem in 1940 toegekende Grote Prijs der Belgische Schilderkunst - om slechts deze te noemen - hem op dezelfde wijze als sommige van zijn collega's 'gediend'.
Herhaaldelijk aangevallen, becritiseerd en gewantrouwd - door een aantal katholieken om reden van de veroordeling door Rome van zijn bekende 'Kruisweg', en van niet-katholieke zijde door praktisch geheel de intellectuele en artistieke elite in en rond de invloedrijke groep 'Sélection', omdat hij zijn talent en zijn kunst in dienst van de godsdienst had gesteld - is Albert Servaes steeds het voorwerp van de meest tegenstrijdige bejegening gebleven, en tot zelfs op de huidige dag nog, de meest betwiste van onze grote Latemnaars. Niet alleen de man aan wie men, ondanks het feit dat hij ontegensprekelijk onze éérste Vlaamse expressionist is geweest, lange tijd de eer en de verdienste van dat vaderschap ten gunste van Permeke heeft gepoogd te ontnemen, doch tevens de kunstenaar en schilder, wiens persoonlijkheid en oorspronkelijkheid aan de ene zijde, en wiens eerlijkheid en rechtzinnigheid anderzijds, men om reden van een aantal ook in zijn werk onvermijdelijk nawerkende invloeden, gepaard aan een qua religieuze bezieling onmogelijk te vermijden ongelijkheid, niet geaarzeld heeft in twijfel te trekken. Een zo kennelijk eenzijdige bejegening, dat het moeilijk is hen die er aan de basis van liggen niet van opzet en kwade trouw te verdenken, maar waarin o.m. met de erkenning in zijn lange loopbaan van althans één periode waarin hij onbedingd van een uitzonderlijke scheppingskracht en grootheid blijk heeft gegeven, in de jongste tijd gelukkig een zekere mildering merkbaar is geworden.
Wie met de geschiedenis van onze moderne schilderkunst enigszins vertrouwd is, zal het geen moeite kosten om achter deze woorden een zinspeling te horen op de jaren waarin Albert Servaes o.m. zijn beruchte 'Kruisweg' schiep. Een werk dat na aanvankelijk het voorwerp van zoveel rumoerige betwistingen te zijn geweest, thans algemeen als 'het belangrijkste religieus gewrocht van de moderne tijden in Europa' wordt beschouwd, en voor zijn eigen ontwikkeling en betekenis als het werk waarin zijn talent en persoonlijkheid een zo onverwachte en definitieve doorbraak hebben gekend, dat het, veeleer dan als het eindpunt van een gestage en langzame groei, als een nieuw begin verdient gezien te worden.