Tot het rijk bezit van het Antwerps Museum behoort een klein schilderij dat door zijn uitzonderlijke kwaliteit en zijn subtiel koloriet alle aandacht verdient. Het is een werk van Lucas van Valckenborch die, afkomstig van Leuven, op 26 augustus 1560 in het Sint-Lucasgilde te Mechelen werd ingeschreven en er vier jaar later vrijmeester werd. Jasper van der Linden staat als zijn leerling geboekt.
Zijn vrouw, wier naam vooralsnog onbekend is, schonk hem een zoon, Maarten II, die later het beroep van zijn vader koos. Zijn verblijf te Mechelen was nochtans van korte duur. Als aanhanger van de Hervorming vluchtte hij in 1566 naar Luik waar hem een jaar daarna het verblijf ontzegd werd. Hij trok naar Aken, ofschoon mag worden aangenomen dat hij vaak langsheen de boorden van de Maas op zwerftocht ging.
Zodra de toestand in de Nederlanden veiliger was geworden doordat de Prins van Oranje en de Staten zich tegen de Spanjaarden waren gaan weren, moet Lucas omstreeks 1570 naar Antwerpen gekomen zijn. Of hij er metterwoon gevestigd is geweest, wordt door geen enkel document bewezen. Het staat alleszins vast dat hij in 1577 door Aartshertog Matthias, de landvoogd van de Nederlanden, in dienst werd genomen en met hem in 1581 naar Linz vertrok. Hier verbleef Lucas als hofschilder tot in 1593 waarna hij zich naar Frankfort begaf. Uit een aanbevelingsbrief, die hij van de Aartshertog meekreeg, weten wij dat hij zich voor het herstel van zijn gezondheid en om broeders en familie te bezoeken met vrouw, kind en bedienden in deze stad wenste te vestigen. Hij werd aldaar op 2 februari 1597 op het Sint-Pieterskerkhof begraven.
Lucas van Valckenborch was in hoofdzaak een landschapschilder. Een groot aantal van zijn schilderijen draagt een jaartal en een monogram. Het oudste is van 1567 terwijl drie van zijn laatste werken in 1597 gedateerd zijn. Dat wil zeggen dat wij van Lucas van Valckenborch een gezamenlijk œuvre kennen dat begint wanneer hij de leeftijd van ongeveer 37 jaar bereikt had en dat kort voor zijn dood afgesloten werd. Dit betekent tevens dat heel zijn Mechelse periode in het duister ligt vermits hij zich in 1567 reeds te Luik bevond waar hij een heerlijk stadsgezicht schilderde.