“In dit leven moet je de slingers zelf ophangen.” Die wijze woorden van realityster Martien Meiland zijn me bijgebleven. Flanerend door Leuven ontdekte ik dat ze waarheid bevatten. Van noord naar zuid door de oude universiteitsstad, van Sint-Geertrui naar Sint-Kwinten, met een extra lus naar de Abdij van Park, viel de ene na de andere kunstschat op zijn historische locatie te ontdekken. Zo verandert een doordeweekse dag in een feestelijke uitstap.
Op schattenjacht in Leuven - Deel 1
De site van de voormalige Sint-Geertruiabdij kende ik vroeger vooral als het adres van gelukkigen die een schilderachtige eerste woonplaats in Leuven hadden weten te bemachtigen. Kanunnik Armand Thiéry bracht vanaf 1911 restanten van historische gebouwen bijeen in een reeks fantasiegevels bij de Sint-Geertruikerk. Na 1914 kwamen daar overblijfselen bij van door oorlogsgeweld vernietigde Leuvense gebouwen. De abdij, die tot de achttiende eeuw aan kanunniken van adellijke afkomst voorbehouden was, werd gesticht in 1206. De kerk was een van de vijf middeleeuwse parochiekerken van de stad en ze werd na de inslag van een verdwaalde geallieerde bom in mei 1944 zorgvuldig heropgebouwd.
Binnen trof ik een onvermoed meesterwerk aan: het gebeeldhouwde koorgestoelte, vervaardigd door de Brusselse houtsnijder Matthys de Waeyer in 1540-1544. Het gestoelte is versierd met reliëfs en sculpturen die zowel de schepping en andere taferelen uit het Oude Testament tonen, als momenten uit het leven van Christus en heiligenfiguren die belangrijk waren voor de Augustijnse kanunniken. Zo zie je Augustinus zelf, zijn leermeester Ambrosius en andere kerkleraren. Daarnaast wenste abt Pieter Was kleine sculpturen van plaatselijke heiligen in het gestoelte te zien: de Leuvense heldin fiere Margriet, de Brusselse Sint-Goedele en uiteraard Sint-Geertrui van Nijvel, de Merovingische heilige aan wie de abdij was gewijd. Tijdens het koorgebed zagen de kanunniken een samenvatting van de heilsgeschiedenis rondom zich, met stevige lokale accenten.
Wrede martelpraktijken
Door de Mechelsestraat met haar historische gevels en mooie winkels is het aangenaam wandelen naar het hart van de stad: de Sint-Pieterskerk. Twee schilderijen van een belangrijke Vlaamse Primitief op hun oorspronkelijke locatie? Die vind je hier, in de kooromgang. Dirk Bouts voltooide het drieluik met de Marteling van de Heilige Erasmus wellicht voor 1464. In dat jaar sloot hij het contract af om het grotere drieluik met het Laatste Avondmaal te schilderen. Hierin stond uitdrukkelijk gestipuleerd dat hij geen ander werk mocht uitvoeren zolang het Laatste Avondmaal niet voltooid was.
De Marteling van de Heilige Erasmus zal veel bezoekers verrassen. Je ziet een wrede foltering – de darmen van de heilige worden uit zijn buik getrokken met behulp van een windas - en toch baadt alles in rust. Alleen de beulen zien er gekweld uit. De heilige ligt onverstoorbaar op het marteltuig. Hij is vastgebonden met touwen, maar dat lijkt nergens voor nodig. Zijn mentale kracht is ongeschonden. Achter hem staat de Romeinse keizer Diocletianus toe te kijken op de straf die hij de heilige heeft opgelegd. Drie hovelingen vergezellen hem. De martelstraf zelf is trouwens een legende die op een vergissing is gebaseerd. De heilige Erasmus was de patroon van de zeelui en werd traditioneel afgebeeld met een windas, een instrument dat onder andere gebruikt werd om ankers op te hijsen. In latere eeuwen begreep men de aanwezigheid van dat voorwerp niet meer goed en dacht men dat het gebruikt was om de heilige ter dood te brengen.
Op de zijluiken zien we links de Heilige Hiëronymus, in een rood gewaad, met een kristallen staf. Hiëronymus vertaalde als eerste de Bijbel in het Latijn. Zijn leeuw kijkt je rustig in de ogen. Rechts staat de Heilige Bernardus van Clairvaux, een abt uit de twaalfde eeuw, met een komische demon aan zijn voeten. Die kijkt met grote gelige ogen bang naar hem op. Demonen staan voor verleiding, maar Bernardus heeft hier duidelijk gewonnen. Het verrukkelijke landschap loopt over de drie panelen door onder een zomers blauwe hemel, versierd met een enkel wolkje. Het drieluik is in verband gebracht met een nieuwe religieuze beweging in de vijftiende-eeuwse Nederlanden, de Moderne Devotie. Die werd in Deventer gesticht door de hervormer Geert Grote. De Moderne Devotie benadrukte dat leken niet alleen van de Kerk afhankelijk waren, maar dat ze zelf ook initiatieven konden nemen, bijvoorbeeld door lid te worden van religieuze broederschappen en in het dagelijks leven op een ingetogen manier hun godsdienst te beleven. De drie heiligen in dit schilderij, een geleerde, een martelaar en een mysticus, wezen de weg: praal, spektakel en excessen waren nergens voor nodig. Beide schilderijen van Bouts hangen in kapellen die toegewezen waren aan de belangrijke Broederschap van het Heilige Sacrament, gesticht in 1432. Die Broederschap liet jaarlijks missen opdragen ter ere van Hiëronymus, Erasmus en Bernardus.
Magnum opus
Bouts werkte tussen 1464 en 1468 aan zijn magnum opus, het Laatste Avondmaal. Twee theologen van de Leuvense universiteit stonden hem bij om het thema uit te werken. Je ziet immers niet hoe Christus aan zijn apostelen vertelt dat een van hen hem zal verraden. Nee, je ziet de instelling van de eucharistie. Alles is sereen en evenwichtig. Een volmaakt perspectief plaatst Christus centraal in de voorstelling, met achter hem de symbolische kruisvorm in de houten wand. Zijn rechterhand zegent het brood en de wijn. Het sacrament grijpt plaats in een typische patriciërswoning uit de vijftiende eeuw: door de vensters kijk je uit op het Leuvense stadhuis in aanbouw. De leden van de Broederschap van het Heilige Sacrament en de eerste bewonderaars van het schilderij voelden zich thuis in de wereld die de schilder hun toonde. Bouts maakte van hun alledaagse omgeving een heilige plaats. Op de zijpanelen zie je taferelen uit het Oude Testament die als het ware voorlopers zijn van de eucharistie: de ontmoeting tussen aartsvader Abraham en de priester Melchisedech, de paasmaaltijd voor de uittocht uit Egypte, het manna in de woestijn en de profeet Elia die gevoed wordt door een engel. Zo’n voorafbeeldingen toonden aan dat alles verliep volgens een goddelijk plan.
Vrouwelijke toets
In de kerk van het groot begijnhof, gewijd aan Sint-Jan-de Doper, was een meer vrouwelijke thematiek aan de orde. De begijnenbeweging was ouder dan de Moderne Devotie en ze bood vrouwen de mogelijkheid om een sober godvruchtig leven in groep te leiden, zonder draconische kloostergeloften af te leggen. In een begijnhofkerk mocht nagedacht worden over de juiste levenswijze voor vrouwen. Tijdens restauratiewerken in 1980 zijn er middeleeuwse muurschilderingen herontdekt onder de witte verflaag. Op de westelijke muur zie je een tafereel dat in de vijftiende eeuw werd geschilderd: de parabel van de vijf wijze en vijf dwaze maagden. De wijze maagden verwachten de bruidegom en treffen maatregelen om hem op een gepaste manier tegemoet te treden. Ze hebben voldoende olie ingekocht om hun lampen brandend te houden. Ze beklimmen een trap en Christus staat als bruidegom bovenaan. De opzichtig geklede dwaze maagden hebben geen voorzorgsmaatregelen genomen en dalen de trap af naar de hel. Onder het gewelf van de trap zien we begijnen, die deugden en ondeugden voorstellen. De parabel is eigenlijk een Laatste Oordeel, helemaal gericht op vrouwelijke toeschouwers. Het diepe groen en warme rood brengen leven in het sobere gebouw.
Aankondiging van verraad
Dwalen door het begijnhof heeft iets sprookjesachtigs: er is nog rust te vinden in een dolle wereld. Klim je de heuvel verder op, dan kom je uit bij een bijzondere kerk, die hoog over de stad uitkijkt. De Sint-Kwintenskerk is gebouwd in de vijftiende eeuw en veel automobilisten die Leuven inrijden langs de Naamsestraat zullen haar koor en absis opgemerkt hebben. Na vijfentwintig jaar wonen in de omgeving zie ik voor het eerst het interieur, met de sobere moderne glasramen door Michiel Martens en een uitbundig verguld tabernakel. Ook hier is een meester op zijn plek te ontdekken: sinds 1522 hangt hier het enige bewaarde werk van de Leuvense stadsschilder Jan Willems, een Laatste Avondmaal. Christus zegent het brood en de wijn. Hij heeft net aangekondigd dat een apostel hem zal verraden. Judas, in een gele mantel, probeert weinig te verbergen: hij grijnst zelfvoldaan, er hangt een volle geldbuidel aan zijn riem en hij is op weg naar de uitgang. Links op de achtergrond zie je hoe hij de dertig zilverlingen ontvangt.
Volg even de mooi beplante stadsvesten, wuivend met wilde bloemen. In de schitterende, meer dan negenhonderd jaar oude Norbertijnenabdij van Park werden de geestelijken elke dag meermaals herinnerd aan het Laatste Avondmaal. Niet alleen in eucharistievieringen, maar ook in hun eetzaal. Hier creëerde meester-kalksnijder Jan Christiaan Hansche in 1679 een verbluffend driedimensionaal plafond in stucwerk, met centraal de voorstelling van het Laatste Avondmaal. Christus en de apostelen eten als het ware mee. En ook hier wordt het drama van het verraad niet uit de weg gegaan. Ook hier verlaat Judas de broederschap en de maaltijd. Hansche maakte ook het versierde plafond van de bibliotheek in de abdij, technisch nog virtuozer omdat het om een koepelgewelf gaat. Hier kan je vooral taferelen uit het leven van de Heilige Norbertus bewonderen.
Duizelt het al door al dat omhoog kijken, of nog meer door het besef van al die verbeelding en kunstzinnigheid in de stad? De weelde is nog niet uitgeput. Binnenkort volgen twee kleinere kerken in de omgeving van Leuven, voor nog meer ontdekkingen.
Meer verborgen kunstschatten ontdekken op de plaats waarvoor ze gemaakt zijn: vlaamsemeestersophunplek.be