Sinds de negentiende eeuw heeft de fotografie behalve fotografen ook talrijke auteurs, schilders en schrijvers gefascineerd en diverse artistieke bewegingen verrijkt. De avant-gardebewegingen droegen bij tot de autonomie ervan, maar slechts weinige konden het surrealisme evenaren als het aankwam op de continuïteit in het gebruik en de diversiteit van de toepassingen. Solarisaties, uitknippingen, fotogrammen, gebrande foto’s, overdrukken en bliksemsnelle of zorgvuldig gemaakte momentopnamen, zonder de imitaties van buitenlandse fotografen zoals Eugène Atget of Manuel Alvarez Bravo te vergeten, of de angstvallig verzamelde ansichtkaarten: bij de surrealisten nam de fotografie de meest onverwachte vormen aan.
Uitzonderlijke gebruikers van de fotografie zoals Paul Nougé, occasionele fotografen zoals Magritte of Fondane, onregelmatige zoals Mariën of Molinier, professionele zoals Ubac, Man Ray of Lefrancq, allemaal gaven ze blijk van een bijzondere en intieme relatie met de fotografie, die hen vaak een tegenwicht bood voor andere expressiewijzen zoals tekst, assemblage, schilderij, collage of gravure, in een heen-en-weerbeweging die hun praktijken verrijkte.
Surréalisme, pour ainsi dire… de titel beschrijft evenzeer de behoedzaamheid als het probleem om een ‘gelabelde’ productie te definiëren en de grenzen te bepalen van de ‘surrealistische fotografie’, omdat de intentie van de makers en hun onderwerpen niet altijd de meest betrouwbare criteria zijn, net zo min als het feit of ze behoren tot een van de surrealistische groepen, die soms verschilden in duur en periode. De honderdste verjaardag van de publicatie van het Manifeste du surréalisme van André Breton gaat gepaard met talrijke tentoonstellingen en manifestaties in de hele wereld. De perfecte gelegenheid om te focussen op een van de belangrijkste thema’s uit de collectie van het museum – de surrealistische fotografie – en daaruit een selectie te maken. Die gaat verder dan het werk van de leden van de Belgische groepen – van Brussel en van Henegouwen – maar omvat ook de vertegenwoordigers van de Parijse groep, of enkele meer geïsoleerde figuren zoals Jindřich Štyrský of de kluizenaar van Bourges, de vreemde Marcel Bascoulard. Musée de la Photographie wilde ze niet onder dwang over één kam scheren met de surrealisten, maar ze zouden niet ongevoelig zijn geweest voor hun aanpak als ze die hadden gekend.
Musée de la Photographie besteedt aandacht aan de aangekochte fotoafdrukken, maar vooral ook aan de publicaties, tijdschriften, boeken en catalogi die het belangrijkste middel waren om de surrealistische fotografie te verspreiden toen er nog geen markt voor bestond. De tentoonstelling Surréalisme, pour ainsi dire… bestaat uit twaalf onderdelen, willekeurig samengesteld in al even willekeurig benoemde thema’s, waardoor de installatie geen alfabetische of chronologische presentatie is.