Het schilderij is gesigneerd op de ton links met een monogram dat op verschillende andere werken van Joachim Beuckelaer wordt aangetroffen, nl. de letters I en B tegen elkaar geplaatst. Het is tevens gedateerd, 1565, links onderaan. Het jaartal is derwijze geschilderd alsof het met een smalle guts in de plank was gesneden.
Voor zover het œuvre van Joachim Beuckelaer bestudeerd werd - en het weze terloops aangestipt dat dit nog niet grondig gebeurde - vallen de vroegste dateringen van zijn werken niet vóór 1561, wat wellicht in verband moet worden gebracht met het feit dat de schilder pas in 1560 als meester in het St.-Lucasgild werd ingeschreven, d.w.z. op de leeftijd van ongeveer dertig jaar.
Over het leven van Joachim Beuckelaer is bitter weinig bekend. Ongeveer alles wat we hierover weten lezen we in het beroemde ' Schilder-Boeck' van Karei van Mander, dat in 1604 te Haarlem verscheen en in 1618 in een verbeterde editie werd uitgegeven.
Van Mander bericht dat Beuckelaer gestorven is toen hij bezig was met werk voor de Spaanse krijgsoverste Vitello, tegen het einde van Alva's verblijf in de Nederlanden, dat is 1573. Van Mander was op dat ogenblik vijf en twintig jaar. Het is dus goed mogelijk dat hij zijn inlichtingen uit een tamelijk rechtstreekse bron heeft kunnen inwinnen. Hij schrijft dat Beuckelaer amper veertig jaar oud werd. De schilder zou dus geboren zijn omstreeks 1530-1533, dat wil zeggen tijdens de regering van Keizer Karel, een tijd gekenmerkt door de bedrijvigheid van Maarten Luther, bedrijvigheid die uitgroeide tot de West-Europese geestesstroming, de Reformatie genoemd, die in onze streken leidde tot beroerten en beeldenstorm.