De Hoge Wal vormt één van de best bewaarde mottes van Vlaanderen waarbij de vroegere ‘motte-structuur’ ook vandaag nog duidelijk te herkennen is: het opperhof, neerhof en de walgracht bestaan nog steeds als afzonderlijke elementen. Het is dan ook een beschermd monument.
Geschiedenis
De motte werd aangelegd in 1190 door de Gentse burggraaf Zeger II. De Burggravenstroom zorgde vroeger voor een verbinding tussen de motte en Gent. Met dit kanaal kon er veen en turf naar de stad gebracht worden. Toen Zeger II een groot deel van zijn bezittingen schonk aan de Orde van de Tempeliers en zich klaarmaakte voor zijn kruistocht, schonk hij de site aan zijn zoon Zeger III. In 1385 werd de Motte verwoest.
Opperhof
Het opperhof bestaat uit een aarden heuvel van een zevental meter hoog en met een diameter van ongeveer 50 meter. De heuvel was vroeger waarschijnlijk nog een stuk hoger, maar door erosie is een deel verloren gegaan. Via een brug was het opperhof verbonden met het neerhof.
Het opperhof werd gebruikt als wachtpost en als schuilplaats. Bij een aanval vluchtten de bewoners naar het opperhof. Alle toegangen werden vernietigd en op deze manier waren ze veilig.
Neerhof
Op het neerhof stonden de bijgebouwen van de oorspronkelijke nederzetting. Zeger II en zijn gevolg woonden op het neerhof. Waarschijnlijk met kleine huisdieren, vandaar de term neerhofdieren. Het hof had een afmeting van ongeveer 20 op 50 meter en lag zo een 2,5 meter hoog.
Verdedigingswal
Tussen het opper- en neerhof bevindt zich nog steeds de verdedigingswal. Deze was vroeger ongetwijfeld breder. Op historische kaarten is de achtvormige lusstructuur wel nog herkenbaar. De wal kon op één plaats worden overgestoken via een aarden dam.