Louvre Lens

Amper veertien maanden na de opening hebben al een miljoen mensen het satellietmuseum van het Louvre bezocht. Dat maakte Xavier Dectot, directeur van het museum, op 29 januari bekend. Om half twaalf die dag kwam de zevenenzestigjarige Josiane uit Antibes de eer toe om die kaap te overschrijden.

Louvre-Lens opende  in december 2012. Het museum is het resultaat van de decentralisatiepolitiek om Franse kunst en cultuur niet langer een privilege te maken voor Parijs. Nadat eerder ook het Centre Pompidou een klein broertje kreeg in Metz, haalde de regio Nord – Pas de Calais een deel van het Louvre binnen op de terreinen van de oude kolenmijnen van Lens. De komst van het museum betekende meteen ook een herwaardering voor het mijnerfgoed, dat het decor was voor verschillende rampen en een belangrijke rol speelde in de Tweede Wereldoorlog.

Het eerste jaar trok het museum als negenhonderdduizend bezoekers. Twintig procent daarvan komt uit het buitenland, goed voor zeventig verschillende landen. De Galerie du temp herbergt de vaste collectie. De unieke opstelling in een grote open hal maakt het mogelijk om als het ware doorheen de geschiedenis te stappen. Schilderkunst, beeldhouwkunst, religieuze artefacten en gebruiksobjecten zijn los in de zaal geplaatst, wat de museumervaring uniek maakt. Elk jaar wisselen collectiestukken met stukken uit Parijs. Zo krijgt de bezoeker om de vijf jaar een volledig nieuwe opstelling.

Daarnaast lopen er ook tijdelijke tentoonstellingen. Louvre-Lens opende met een grote Renaissancetentoonstelling. Aan hun tentoonstelling ‘Het Europa van Rubens’ heeft Openbaar Kunstbezit Vlaanderen vorig jaar een artikel gewijd, dat te raadplegen is in het archief. Momenteel staat het museum in het teken van de Etrusken.