In de reeks DE GEVELTOERIST gaat okv.be-redacteur An Devroe op zoek naar de verhalen achter gedenkplaten. Als een geveltoerist - een dief die via de gevel naar binnen klimt - onderzoekt ze of de plek terug bezield kan worden. In deze editie: Rik Wouters.
De geveltoerist: Rik Wouters creëerde zijn eigen centrum, met een bosrand
Wie het atelier van Rik Wouters zoekt, wil liever niet voor het verkeerde arbeidershuisje belanden. Je wil toch naar de juiste zolder kijken waar de kunstenaar zich in bochten wrong om Het zotte geweld te modelleren. Of naar de juiste deur waar James Ensor, God voor Wouters, binnenstapte om te komen poseren.
De filosoof Gérard Audinet zei over Wouters dat er behalve kunstgeschiedenis ook iets als kunstgeografie bestaat: “Chaque artiste créait son propre centre.” Laten we, na het bezoek aan de Rik Wouterszaal in het KMSKA, eens vanuit dat centrum vertrekken. Te voet.
Was het nu 56, 58 of 60?
Het zijn allemaal eenvoudige huizen in de Dennenbosstraat in Bosvoorde. Toch kan er maar één het ‘kleine huis vol zonneschijn’ zijn, zoals Riks vrouw Nel het beschreef. De kleuren van het interieur trillen meer dan honderd jaar later nog op de doeken van Wouters.
Google Maps situeert het huis van de kunstenaar in de Dennenbosstraat 60. Dat doen ook de biografie van Eric Min (2011), Rik Wouters in Nederland (2016), de documentaire Le testament amoureux de Nel van André Dartevelle (2010) en zowat alle andere bronnen. Toch hing de gemeente Watermaal-Bosvoorde in haar Rik Woutersjaar in 2016, honderd jaar na zijn overlijden, een gedenkplaatje op aan het huis met nummer 56 in de Dennenbosstraat.
Bernard Dewulf belde voor zijn essay De feesttooi van het licht (2001) dan weer aan bij huisnummer 58. Al twijfelt hij achteraf wel of dat niet nummer 60 had moeten zijn. Het adres waarmee Rik en Nel correspondeerden was Dennenbosstraat 58, maar huisnummers kunnen in de loop van de jaren veranderen.
Was het nu Dennenbosstraat 56, 58 of 60? Jan De Paepe van de cultuurdienst van Watermaal-Bosvoorde diept voor ons een artikel op uit De Toerist van 26 juli 1966. Als huis van de beeldhouwer en schilder wordt daarin nummer 56 aangeduid. Dat lijkt geloofwaardig omdat er toen vast nog buurtbewoners waren die het juiste huis konden aanwijzen. Riks weduwe Nel leefde ook nog, al was dat niet meer in Bosvoorde.
Waar komt de verwarring vandaan? De huizen met de nummers 60 en 62 - met spiegelende deuren - zien er in elk geval ouder uit dan die met de nummers 56 en 58 waarvan de deuren elkaar ook spiegelen. Is hier sprake van historisch ‘wishful thinking’? De voorgevels van 56 en 58 zijn vernieuwd, maar dat was in 1966 nog niet het geval.
De huizen met de nummers 60 en 62 zijn vandaag bovendien in terracotta en geel geschilderd. Laat dat nu net het palet zijn van Rik Wouters toen hij twee huizen uit de Dennenbosstraat op doek zette. Mogelijk schilderde Wouters niet zijn eigen huis, al is dat bij deze kunstenaar onwaarschijnlijk. Hadden de eigenaars dit doek gezien en brachten ze op die manier hulde aan hun beroemde buur? Het kan bijna geen toeval zijn.
Mogelijk zijn er op het werk van Wouters zelf aanwijzingen te vinden. Op het doek ‘Interieur B, De strijkster’ is er geen deur te zien. Als je weet dat je in deze arbeidershuizen meteen de woonkamer binnenstapte, stond de schildersezel dus aan de kant van de deur. De voordeur bevindt zich dan links in de voorgevel.
Daarvan krijgen we bevestiging op nog meer schilderijen en tekeningen. Het huis met het huidige nummer 58 kan het dus niet geweest zijn. Oeps, dat had ook de ets ‘Vrouw [Nel] een dagblad lezend’ op de gevelplaat ons kunnen vertellen, lijkt het. Wel spiegelen, want de afdruk van een etsplaat geeft een spiegelbeeld.
Was het dan 56 of 60? Op schilderijen en etsen van Wouters zien we telkens twee aanpalende huizen waarnaast geen andere huizen staan. Dat is vandaag wel het geval. Omdat de voorgevels elkaar spiegelen, moet dat dus duo 56-58 óf duo 60-62 geweest zijn.
Volgens het kadaster werd het lot met vandaag het nummer 58 het eerst bebouwd, tussen 1875 en 1899, en de overige loten (56, 60 en 62) tussen 1900 en 1918. Rik en Nel kwamen in de Dennenbosstraat wonen in 1907. Als het huis met nummer 58 er al stond, dan ook nummer 56.
Wie weet wordt het helemaal zonneklaar als ik aanbel? Joëlle Dubocquet die op nummer 56 woont, waar het gedenkplaatje hangt, ontvangt me vriendelijk. Van de zwart-witte tegelvloer of de zwarte schouw die Rik Wouters zo dikwijls geschilderd heeft, is er geen spoor meer. Het huis was al gemoderniseerd toen Dubocquet er in de jaren negentig kwam wonen. Wel vond ze destijds nog één vloertegel terug. Nel was trots wanneer de vloer glansde, samen met het koper en tin.
De tuin dan? Daar zat Nel toen ze op een ansichtkaart van de oude kerk van Bosvoorde schreef: “une très jolie maison qui communique avec le bois de sapin”. Net zoals in de tijd van Rik en Nel begint achter het tuinhek het dennenbos, een spie in het Zoniënwoud met verder voornamelijk beuken. Vandaag is er ook een rij esdoorns die het zicht een beetje benemen. Dubocquet vindt dat jammer.
Plots herken ik iets. Niet het perenboompje van Nel, dat is nu een seringenboom. Wel de gemetselde trap van de koer naar het hoger gelegen tuintje van op het schilderij Late sneeuw.
Dankzij Nels Onuitgegeven herinneringen (2000, Olivier Bertrand) weten we dat dit schilderij een volgende stap in zijn evolutie was: “Rik schildert het venster met de besneeuwde tuin op de achtergrond. Het groene raam met opzijgeschoven, witte gordijnen, de aan een spanjolet opgehangen oranje kooi met groene vogel, de pot rode tulpen met hun teder, vers gebladerte op de vensterbank lijken nog stralender tegen al dat wit (…) De late sneeuw biedt de gelegenheid om schakeringen van grijswit en parelmoer uit te proberen. Eindelijk vindt Rik het middel om die tonen overvloedig in een schilderij te verwerken. In het besef dat een zonnestraal hem fataal kan zijn, schildert Rik snel, zonder de tijd te nemen te eten.” We staren uit het raam zoals de schilder zelf ooit deed. De trap zien we links, net zoals op het doek.
Op nummer 60 laat Atmane Ben-Geloune me ook binnenkijken, maar in zijn tuin ligt de trap rechts. Het gevelplaatje hangt dus helemaal goed en alle boeken moeten herschreven worden.
Via kadastrale mutatiestaten, dat is de tekstuele weergave van de wijzigingen of mutaties aan percelen en hun eigenaars, kon ik eindelijk de bouwjaren van de huizen terugvinden. Nummers 56 en 58 zijn gebouwd in 1900-1901, nummers 60 en 62 pas in 1913. Ook tonen de mutatiestaten zwart op wit hoe de huisnummers evolueerden. Het toenmalige nummer 58 van Rik en Nel is vandaag inderdaad nummer 56.
Eerste zonnestralen in Watermaal 1904-1905
Tot mijn verbazing zag ik het eerste gedenkplaatje voor Rik Wouters in Watermaal, in de Winterkoninkjestraat nummer 10. Wordt hij niet de meester van Bosvoorde genoemd? De gemeente Watermaal-Bosvoorde huldigde in 2016 ook dit adres, want hier zette Wouters zijn eerste stappen als zelfstandig kunstenaar. Nel poseerde er voor het beeld De nimf, dat hij dan toch niet goed genoeg vond om in te zenden voor de Godecharlewedstrijd. Het had de jonge kunstenaar een reisbeurs kunnen opleveren. Later maakten Rik en Nel zich vrolijk over de snoeverige titels die de middelmatigheid van zijn vroege werk moesten verdoezelen.
Hier in Watermaal vierden Rik Wouters en de Brusselse Hélène ‘Nel’ Duerinckx op 15 april 1905 hun burgerlijk huwelijk. Ze hadden elkaar in 1904 leren kennen tijdens Riks laatste jaar beeldhouwen aan de Academie voor schone kunsten van Brussel in de Zuidstraat.
Hun huwelijksreis was een wandeling naar de Wetstraat om naar de schilderijen van Emile Claus te gaan kijken. Ze gingen er samen met hun vier getuigen, allemaal kunstenaars, te voet naartoe, want de tram was te duur.
Het was de tijd waarin Wouters met de zestig Belgische frank die zijn vader hem gaf voor een nieuw kostuum schildersmateriaal kocht. Hij ging werken voor een fotograaf voor wie hij retoucheerde, maar dat frustreerde hem van in het begin: “Als ik uit werken moet gaan, gaat mijn kunst eraan.” Nel probeerde achter zijn rug een van zijn landschappen te slijten bij een kunsthandelaar in de Sint-Hubertgalerijen. Ze vroeg vijftig Belgische frank, nog geen veertig euro omgerekend naar vandaag, zonder succes.
Vandaag is er een lingeriewinkel op het gelijkvloers van het gebouw in de Winterkoninkjestraat. Op de bovenverdieping, vier hoog, bevond zich het atelier met balkon. Het bood een panoramisch zicht op het toen nog landelijke Watermaal-Bosvoorde. Op het Keymplein vlakbij lagen volkstuintjes. In Riks tijd heette de Winterkoninkjestraat de Stationstraat. Het station van Watermaal, dat Paul Delvaux zo graag schilderde, ligt op het eind van de klim. De halte heette vroeger Watermaal-Berg. De ets Kermis te Watermaal op het gedenkplaatje is niet toevallig gekozen. De schetsen daarvoor maakte Wouters namelijk vanop dit balkon.
Dat weten we, want Edgard Tytgat, die na Wouters en Anne-Pierre de Kat het atelier had overgenomen, legde het gebeuren vast. Tytgats tekening lijkt dan weer een voorstudie voor zijn eigen schilderij Kermis in Watermaal, met zijn vrouw op het balkon. Op een andere versie wordt dat een tafeltje met koffiepot.
Een van de huidige bewoners is Michel Colson. Hij vertelt dat het gebouw al verschillende keren is vernieuwd. Maar misschien is de balustrade van het balkon nog authentiek, probeer ik? Ik meen ze alleszins te herkennen op Tytgats schilderijen van het atelier, zoals Jeune fille aux fleurs, à Watermael 1912. In de gemeenschappelijke trappenhal valt mijn oog op een afbeelding van Zelfportret met sigaar van Rik Wouters. Hier wonen fans.
De Winterkoninkjestraat verbindt de Nederlandstalige bibliotheek Rozenberg en de Franstalige bibliotheek Espace Delvaux met elkaar. Nieuwe publicaties over Rik Wouters volgen die bibliotheken nauwlettend op. Vanuit de derde verdieping van de leeszaal van Espace Delvaux kijk je bovendien uit op de achterkant van zijn Watermaalse atelier. Ondertussen wordt de stapel Rik Woutersboeken op de tafel voor ons steeds hoger.
Wanneer ik in alle vroegte de Winterkoninkjestraat inloop, herinner ik me graag Nels woorden: “[Rik] staat steeds vroeg op en dwaalt dan door de velden om er de feeërie van de eerste zonnestralen op de ingeslapen natuur bij te wonen.” Er zijn dagen dat de zon er nog steeds feeëriek opkomt.
Mechels zijspoor 1905-1906
Door geldzorgen konden Rik en Nel niet in Watermaal blijven wonen. Amper twee weken na hun trouwfeest verhuisden ze naar Mechelen. Ze trokken in bij Riks vader en zijn broers in de Peperstraat, huidige Kanunnik De Deckerstraat.
Hendrik – Rik - Wouters was in Mechelen geboren op 21 augustus 1882, en hij groeide er ook op. Zijn moeder Melania Daems overleed toen hij nog geen zestien jaar was. Voor houtsnijden in het meubelatelier van zijn vader kon de tiener Hendrik meer discipline aan de dag leggen dan voor school. Onder de hoede van de Mechelse beeldhouwer Théo Blickx leerde hij boetseren en snel schetsen.
Het jonge paar kon in Mechelen echter niet aarden. Van Nel werd er verwacht dat ze het huishouden deed. Rik vond achter een wand van het houtatelier niet de nodige concentratie om te werken. Nel hield het niet lang vol - “la douce intimité a disparu” - en Rik volgde haar terug naar Brussel.
In 1946, dertig jaar na zijn overlijden, is een deeltje van de Mechelse Huidevettersstraat herdoopt tot de Rik Woutersstraat. Zijn familie had er een tijd haar werk- en woonhuis op de nummers 41 en 43.
Een vrijwel onleesbaar geworden gedenkplaat moet daaraan herinneren: “Hier woonde/van 1890 tot 1900/Rik Wouters/Vlaamsch schilder/en beeldhouwer”. Sinds 2016 is er in de Huidevettersstraat een klein Rik Wouterspark ingericht. Het zotte geweld is er springlevend dankzij de muurschildering van Gijs Vanhee.
Riks nieuwe atelier in de Chaletstraat in Sint-Joost-ten-Node was meer een krot achter een gebouw boven een paardenstal. Hier maakte Wouters nochtans het beeld Dromerij, waarmee hij samen met Marcel Wolfers de tweede plaats van de Godecharlewedstrijd behaalde. Dat succes gaf hen “de hoop om op een dag te zullen slagen”.
Voor de kost boetseerde Rik dierenfiguurtjes voor de porseleinfabriek Demeuldre-Coché aan de Waversesteenweg. Nel ging aan het werk als model bij de rijke societykunstenaar Jacques de Lalaing in Sint-Lambrechts-Woluwe. Zijn dokter gaf een zieke Nel de raad om de gezonde lucht op te zoeken. Met de financiële steun van De Lalaing konden ze een huisje huren aan de rand van het Zoniënwoud.
Vruchtbare bosgrond 1907-1913
“Als het mooi weer is kunnen we recht het bos inlopen, zelfs zonder ons toilet te maken”, schreef een zielsblije Nel aan haar vriendin Maria Joris. Ze knapte er snel op, en ook Rik blaakte van gezondheid en werklust. Vanuit het kreupelhout bracht hij graag de achtergevels van de Dennenbosstraat in beeld.
Betreed je het - je zou bijna zeggen ‘hun’ - dennenbos, dan bevroed je tussen de stammen het koppel op weg naar een of andere poseersessie.
Ze kwamen meestal uit bij de vijvers van Groenendaal, hun openluchtatelier. Een man die in het bos sliep, leidde hen soms via stroperspaden langs kortere wegen. Hij hielp met de schilderskist en parasol, maar Rik stond erop zelf zijn doeken te dragen.
In een brief aan zijn Franse schildersvriend Simon Lévy schrijft Rik op 31 oktober 1913 opgetogen over zijn nieuwe onderwerp. Een diepe vallei vol bulten waar geen boom recht kan groeien, “et sur ces bosses, encore des bosses”. Wanneer we naar het schilderij Het ravijn A (De delle) kijken in het KMSKA, horen we het hem bijna denken: “En daarboven de zon, die langzaam verder trekt en niets op zijn plaats laat stilstaan, en alles schreeuwt moord en brand in rood en geel, groen, zacht grijs, zwart en roze. Alles rot, rot, goed rot en het ruikt naar schimmel en vocht.”
Bezemhoek
Verlaat je vandaag het centrum van Bosvoorde langs de Alfred Solvaylaan, is de rust het eerste wat opvalt in de Terhulpsesteenweg. Hier begint de Bezemhoek. Het gehucht is genoemd naar de bezembinderij die in 1870 werkgelegenheid gaf aan 55 van de 400 volwassenen in Bosvoorde.
Omdat de meeste woningen in de wijk dateren van de periode 1875-1920 kan je er nog in de voetsporen van Rik en Nel lopen. Edgard Tytgat bracht in zijn herinneringsalbum voor Wouters hulde aan zijn vrienden: “Als ik [Rik] ging opzoeken, kwam ik hem soms op de weg tegen. Hij haalde water uit de fontein. Wat een mooie herinneringen zijn me bijgebleven aan de wandelingen met hem langs het steile straatje aan het Zoniënwoud. Zijn huis stond aan de bosrand. Nel en haar hondje Stella wachtten op ons.”
Het is inderdaad een stevige klim van beneden aan de Roodborstjestraat tot aan de Dennenbosstraat. Het huis op de hoek is dat van Wouters’ schilderij ‘Het rode huis: late sneeuw’.
In hun straat was het een komen en gaan van de zogenaamde Brabantse fauvisten: behalve Tytgat en De Kat waren dat onder andere Jehan Frison, Fernand Wéry, Maurice Wagemans en Frans Smeers.
Samen wandelden ze naar de vijvers van Bosvoorde of naar Het Rood Klooster in Oudergem, waar schilder Auguste Oleffe hen opwachtte aan een rijkgevulde tafel. Met het bevriende echtpaar Fernand en Aline Verhaegen brachten ze uren in het bos door. Iets van de sfeer vind je terug op Verhaegens doek Rik Wouters en zijn model.
Het is nog steeds niet moeilijk ons hier spelende kinderen op straat voor te stellen. De bosuilen, zoals Nel ze noemde, staken hun hoofdjes naar binnen om te loeren naar “het schilderke”. Jantje van de overkant kon zelfs nog niet lopen en kroop de straat over - toegegeven, dat is een andere tijd. Het inspireerde Rik om kinderkopjes te boetseren en te schilderen.
Op het schilderij Het kind met het fluitje staat Mieleke, de zoon van de houthakker Prost. Wanneer het dochtertje van hun huishulp Stans Jacobs overlijdt, schildert Wouters het aangrijpende Mater dolorosa (Stans).
Op klompen, in zijn blauwe trui, de oude grijze hoed in de nek, schilderde en tekende Wouters alle hoeken van de Bezemhoek. Op een zeldzame foto uit 1914 zie je hem bezig vanop de spoorwegbrug aan de rand van zijn geliefde gehucht. Op de ezel staat het doek De Kattenberg.
Erg Nel
Waar Nel was, was zijn atelier, zowat het ganse huis dus. Voor haar was het bekijken van zijn schetsen als “lezen in het boek van het leven”. We zien Nel strijken, lezen, de hond een bad geven, les geven aan een buurmeisje. Of, zo gewoon dat het ontroert, Nel met uitgestrekte benen.
Haar man had zoveel interesse voor het veranderende licht in hun interieur dat hij met moeite kon volgen. Nel schrijft hoe snel hij met penseel en inkt moest zijn, “aussi vite qu’on ferait une photo”: “Wanneer ik in ons intieme kader rondloop in een roze, rood of blauw kleed, verschaft dit Rik zo’n grote vreugde, dat hij niet kan weerstaan aan de drang die lichtende vlek op een schilderij tot leven te brengen. Meteen is er van boetseren geen sprake meer.”We danken er doeken aan als De Dame met het Amber Halssnoer of Lezende vrouw in het roze, rieten zetel, avond.
In het kleine ‘hok’ achteraan op de eerste verdieping experimenteerde Wouters met etsen. We zien op doeken het interieur met de etstafel, de flessen en de bak voor de zuren. Met het schetsboek onder de arm sprokkelde hij de onderwerpen in zijn dorp: Carnaval in Bosvoorde of Het rendez-vous, regenavond.
De tekening voor de ets van de Mechelse Sint-Romboutskathedraal maakte hij vanuit het raam van zijn vriend Lévy. Het is deze schilder die hem de kleuren beschreef van Cézannes stillevens die Wouters een hele tijd alleen van reproducties kende.
Zijn eigen stillevens stelde hij ook op in dat kleine kamertje. Daar mochten de paddenstoelen en appels blijven liggen tot ze rot waren. Maar soms kwam er ook van schilderen niets meer in huis.
Aan het open raam kon hij een praatje slaan met Nel die in de tuin bezig was. Op een dag nam ze tijdens het verpozen een houding aan die hij onmiddellijk wilde vastleggen in klei. Naar Lévy schreef hij over een beeld “très Nelle”. Wanneer ik naar de buste In de zon kijk, voel ik hun geluk. De kunstenaar weet niet waar eerst gekeken: “Er is hier werk voor minstens honderd jaar”.
Uitbreken
Rik Wouters waagde zich op de schaars verlichte zolder van een twintigtal vierkante meter aan een meer dan levensgroot beeld. Om Het zotte geweld beneden te krijgen, moest de vloer worden uitgebroken. Jan De Paepe kan er zich nog over verbazen dat Wouters zijn beeld pas dan voor het eerst in het volle daglicht moet gezien hebben. Het werd in maart 1912 de blikvanger op zijn eerste solotentoonstelling in de Brusselse Galerie Giroux. Rik Wouters was geen onbekende kunstenaar meer.
Met het beeld wou hij in één pose de dans vatten van de Amerikaanse Isadora Duncan, van wie hij en Nel op 12 december 1907 een voorstelling in de Muntschouwburg hadden bijgewoond. Toen Nel in een opwelling haar armen achterover wierp omdat ze het lange poseren beu was, bleek dat precies de houding waarnaar Rik op zoek was geweest. Het beeld kreeg Nels gezicht, lachend, al noemde ze die lach zelf meer “un cri de révolte de modèle contre la fatigue”.
Ook het beeld Huiselijke zorgen was voor de zolder van het huisje een beproeving. De klei werd op een geraamte van ijzer en hout aangebracht, wat gedurfd was, omdat het hout kon gaan trekken en de klei doen barsten. Voor Nel was dit beeld de bekroning van haar rol als vrouw en model van de kunstenaar. Ze verbeeldde de vrouw die geen godinnentitel nodig heeft, maar die er met een eenvoudige rok en een gesteven schort gewoon staat.
Open venster op Bosvoorde 1913-1914
De Dennenbosstraat loopt uit op het Rik Woutersplein, waar al sinds 1966 een gedenkplaat hangt aan het huis met nummer 7: “Ici habita/hier woonde/Rik Wouters”. Dankzij prijzengeld had hij een stuk grond aan het toenmalige Citadelplein kunnen kopen.
Het ontwerp voor het huis tekende hij zelf. Hij voorzag een atelier op de hele eerste verdieping met drie ramen voor en drie achter. Met die ramen zou hij naar hartelust diepte creëren voor zijn landschappen. Al dan niet met een figuur op de voorgrond. Op het schilderij Herfst combineert hij hun oude en nieuwe huis. Nel staat achter het groene raam van de Dennenbosstraat tegen het landschap dat hij zag vanuit zijn nieuwe atelier.
Vertrekken uit het oude huurhuisje viel Rik namelijk zwaar en de verhuis werd telkens uitgesteld. Nel nam in maart 1914 zelf het initiatief. Tijdens zijn afwezigheid verhuisde ze samen met Stans alvast een deel van de huisraad met de kruiwagen.
De rode gordijnen van het oude huis - die op de schilderijen blijven schitteren - leken er lompen: “Onze spullen waren verloren in het schelle licht van die grote, witte kamers.” Eens behangen waren ze van die witte muren verlost. Kort voor de oorlog kocht Wouters nog linnen en temperaverf omdat hij zich ook op de wandversiering wilde toeleggen.
Het is vreemd voor de deur te staan als je weet wat er zich in de nacht van 30 juli 1914 heeft afgespeeld. Toen bonkte de veldwachter op de deur met Riks mobilisatiebevel. ’s Anderendaags moest hij zijn regiment gaan vervoegen om naar het front te worden gestuurd. Om vier uur in de ochtend stond hij nog met een penseel in de hand voor zijn stilleven De perziken. Die perziken zou hij in een vlaag een voor een door het raam hebben gegooid. De oorlog interesseerde hem niet: “toi [Nel] et mon art ça suffit”.
Een huis is als een canvas waarop de opeenvolgende bewoners telkens nieuwe lagen aanbrengen. Het gezin Delepine-Coudron zocht twintig jaar geleden een huis met een ziel. Sinds ze hier wonen, lezen ze alles wat er over Rik Wouters verschijnt. Dat vertelt de joviale dochter, die me laat binnenkijken. Omdat het atelier sinds 1998 geklasseerd is, mag onder andere de trap niet verdwijnen. Wouters voorzag ernaast een speciaal luik om grote doeken beneden te krijgen. Fors beeldhouwwerk kon naar buiten langs het balkon aan de voorzijde. De muren zijn vandaag weer sober wit.
Daar sta ik dan het zicht in me op te nemen vanuit het vroegere atelier. Achter het huis is de lager gelegen Auguste Beernaertstraat intussen volgebouwd, maar het ruimtegevoel is er nog. Je kan kijken tot aan de kerk van Bosvoorde.
De Kattenberg is nu bebost, op de doeken van Wouters zijn er nog akkers te zien. “Kleine witte huisjes met zwarte, blauwe en rode daken tegen golvende landerijen in oker en rood en het groen en de tsjoeke-tsjoeke trein in de verte”, schreef hij naar Lévy. Het was een open venster op Bosvoorde, zoals hij een van zijn doeken noemde. Dit was een toplocatie voor een schilder als hij. Het ontroert, een vreemde mix van heimwee en belofte.
In de hal merk ik bij het buitengaan de foto van Rik en Nel en hun hondje Stella, genomen in 1907 aan de tuinmuur in de Dennenbosstraat 56. De twee woningen zijn verbonden.
"Ach, die zonnige kamers" 1914-1916
Het is aan het front echter het huis in de Dennenbosstraat dat Wouters helder voor de geest staat. In brieven aan Nel lucht hij zijn hart: “Ach, die warme middagen in de zomer en die zonnige kamers! Nietwaar, Moeke? Vreemd genoeg - maar misschien is het wel logisch - zie ik dat allemaal in de oude omgeving. Misschien komt het doordat het nieuwe huis nog niet genoeg met onze aanwezigheid was doordrenkt.”
Om te ontkomen aan Duits krijgsgevangenschap stak het regiment van Wouters de Nederlandse grens over. Wouters verbleef in het interneringskamp Zeist terwijl Nel bij vrienden en kunstbroeders in de buurt logeerde. Behalve de oorlog was er zijn hoofdpijn die niet meer wegging. Daarom tekende hij overal, ook onderweg naar Nel in Amersfoort, want alleen dan voelde hij geen pijn.
Uiteindelijk kreeg hij in de lente van 1915 permanent verlof, als patiënt. Rik en Nel namen hun intrek in Amsterdam in een appartement op de derde verdieping aan de Derde Kostverlorenkade 37. Er hangt een gedenkplaatje. De tekeningen en schilderijen van Amsterdam zijn bijna allemaal vanuit dit appartement gemaakt. Nel aan het venster aan de Kostverlorenkade, Bootjes op de Kostverlorenvaart, Namiddag in Amsterdam: het echtpaar deed waarin ze zo goed waren samen.
In de herfst van 1915 escaleerde zijn ziekte, die ongeneeslijke kaakkanker bleek te zijn. Hij onderging verschillende ingrepen die zijn gezicht misvormden en een oogzenuw raakten. Begin 1916 werd zijn tentoonstelling in het Amsterdam Stedelijk Museum nog een groot succes.
In een Nederlands interview zegt hij: “Het schoon uitzicht dat ge hier ziet had ’k iederen dag vóór me in mijn woning te Boschvoorde bij Brussel, waar de oorlog me vandaan haalde.” Ondanks alle ellende bleef hij werk maken, zo schreef een criticus, “waaraan elke wrangheid vreemd is”.
Op zijn sterfbed was het artistieke vuur nog niet gedoofd: “Hoe treurig dat ik niet meer kan werken, want eindelijk zie ik klaar. Maintenant je vois clair.” Hij overleed op 11 juli 1916, hij was nog geen 34 jaar, in een Amsterdams ziekenhuis aan de Prinsengracht.
Nel bleef verweesd achter: “Je ne pouvais plus vivre sans poser. Je n’intéressais personne.” Ze trok uit Bosvoorde weg, hertrouwde en overleefde haar Rik 55 jaar. Al die tijd behartigde ze zijn artistieke erfenis met veel toewijding.
Na de oorlog liet Nel Riks lichaam overbrengen naar Bosvoorde. De grafsteen werd in de tuinmuur van hun huis aan het Rik Woutersplein ingemetseld. Toen de huidige eigenaars het huis kochten, was het epitaaf uit elkaar gevallen. Thierry Delepine heeft de brokken weer gelijmd en teruggeplaatst.
De begraafplaats van Bosvoorde in de Buksboomstraat ligt een straat verder dan het Rik Woutersplein. Wouters werd bijgezet in het gezamenlijke soldatengraf. Hij maakte er zelf ooit de aquarel De begraafplaats of de zoom van het woud. Het is een rand van een bos als geen ander.