Dirk Lauwaert is niet voor één gat te vangen: is hij kunstcriticus of cultuurhistoricus of cultuurfilosoof? Hij doceert esthetica van de fotografie, schrijft ook over film en plastische kunst,
geeft vaak lezingen en bundelt zijn gepeins in boeken.
Hij weet waar hij staat. Hij neemt een slok water en zegt op even zelfverzekerde toon:
Dirk Lauwaert.
Ik ben niet toegankelijk voor iedereen.
Over zijn verleden is Dirk Lauwaert kort: "Geen prettige jeugd. Eenzaam. Opgroeien in een provinciestadje. Altijd alles zelf verwerken. Studeren. Filmregie in Rome. Neerstrijken in Brussel. Zoiets. "Zijn jeugd heeft hem getekend: "Ik heb allerlei strategieën moeten ontwerpen om me te redden. Zo leerde ik dat de kracht om te overleven in mezelf besloten lag. Er was die vuistregel: de zorg om nergens bij te horen, nergens bij te willen horen. Dat is geen pose, dat is realiteit, dat is Dirk Lauwaert.
De grote leugen van deze tijd is dat iedereen voor iedereen toegankelijk moet zijn. Wel: ik ben toegankelijk, maar niet voor iedereen. En het kost me echt niet de minste moeite om buiten de cirkel te gaan staan, in de wind te gaan lopen: ik woon in niemandsland, daar staat mijn huis. De vraag Waar sta ik? is me vreemd. Ik wéét waar ik sta. En ik begrijp anderen niet die niet weten waar ze staan. Het klinkt misschien pedant. Té bewust.
Shockerend. Maar zo is het niet bedoeld. Het is eerder zelfdefinitie." Hij lacht heel even: "Ik lijd heus niet aan een megalomaan soort zelfvertrouwen." Het lachje verdwijnt, gehaast: "lk leef met de stelligste overtuiging dat alles heel moeilijk is. Die wetenschap compenseert mijn zelfzekerheid. Maar: ik kan en wil niet slordig met mijn leven omgaan. Het is te mooi, het is te kort, het is te
boeiend, ... Uit die attitude spruit voort dat alles in mijn leven zinvol, overwogen, bedacht moet zijn. Dat ik aandachtig moet leven dus."
"Ja, ik kon cynisch geworden zijn. En nee, ik kon niet cynisch geworden zijn. Cynisme is intellectueel te verantwoorden. Maar het past me niet. Wellicht té gemakkelijk. Het is een sluipweg die me nergens brengen zou.
Ook het onconventionele dat eigen is aan het avantgardistische kon me geen voldoening schenken. De avantgarde is me vanuit mijn jonge jaren niet onbekend, ik heb het toen gezien én bestudeerd, nu ben ik er -tijdens het veldwerk dat voorafging aan mijn schrijverij over het surrealisme in dit nummer van Openbaar Kunstbezitweer mee geconfronteerd ... En opnieuw ... Cynisme ... Avantgardisme ... Nee, ik geloof in de liefde en in de esthetiek. Al heb ik een vreemde verhouding met die twee. Liefde is wat mij betreft niet iets dat te maken heeft met ik of jou, maar met datgene dat in het tussengebied tussen twee personen ligt. In het tussen ligt -op voorwaarde dat beide partijen elkaar alle vertrouwen en dus alle ruimte geven- het ongrijpbare, het mysterie, het mooie, de romantiek, de potentie, de voedingsbodem van het zijn en worden, ... En de kunst? Ik heb omzeggens mijn huis opgetrokken in de bioscoop: een plek waar alle onderscheid opgeheven wordt, waar ik en alle andere individuen deel gaan uitmaken van een grijze massa die op zich weer deelt in de gevoelens van het grote scherm. En dan krijg je paradoxen. De paradox van de pretentie bijvoorbeeld. Niet het onwrikbaar geloof in mijn eigen identiteit, in mijn eigen wezen, in mijn eigen bewustzijn is pretentieus, maar het perverse verlangen om tot een meerderheid te willen behoren is pretentie. Misschien is dat verlangen wel de meest ultieme pretentie." Er valt geen tijd voor stilte: "En al ben ik geen betere toeschouwer dan de toeschouwers rond mij, toch weet ik dat ik beter zie. Dat is de dialectiek van het beter zien. Ik heb leren kijken. Ik heb dat met veel moeite en geduld verworven. Ik heb dat verinnerlijkt. Film, fotografie, plastische kunsten, ... amuseren me omdat ik hun exponenten kan reflecteren op een groot wit doek van ervaring en kennis. Ik ben heus niet te beroerd om naar de grootste kaskrakers te gaan, de waanzinnigste commerciële producties te zien, maar wat ik zie is almaar meer: verschraling, verarming. Film bevalt me niet meer zoals het me vroeger beviel. Wat wel blijft is het verlangen naar het anonieme en de drang om op te lossen in de massa."
"Of het leven zwaarder wordt met ouder worden? Het wordt anders. Ik voel aan dat ik niet kan blijven experimenteren om het experimenteren an sich. Ik mag graag afsluiten, nu. Ik wil graag tot conclusies komen. Ik moet de dingen nu maar eens glashelder gaan stellen zoals ik ze voel. Misschien kom ik tot een conclusie via de grafiek. Ik wil zelf iets maken ook. Een boek, ja. Dat impliceert het loslaten van het spektakel en de terugkeer naar de intimiteit van papier. Bezig zijn met vorm en inhoud, zoeken naar oplossingen tussen wat concreet is -papier- en wat door middel van tekens -het alfabet- opgeroepen wordt, ... Ik geloof dat in grafiek een taal besloten ligt waarmee ik de ervaringen kan openbaren die ik wil openbaren, waarmee ik de kennis wil doorgeven die ik wil doorgeven, waarmee ik, kortom, kan afronden."