Nee, hij is geen familie van. Hij heeft nergens een suikeroom die een grootse monografie over hem wil uitgeven. Bovendien is er dat hardnekkige misverstand dat iemand zoals hij, die enkel grafisch werk maakt, etsen, en niet schildert of beeldhouwt, niet echt een voldragen kunstenaar kan zijn.
Nico Lannoo
Uit Brugse mist
Die overtuiging leeft nog sterk, in musea en galerijen. Nico Lannoo kan ze niet echt in het ongelijk stellen. Je moet hem het wereldje van de grafisten immers niet leren kennen. Die mentaliteit, die bekrompenheid, zegt hij - het is om te huilen. "De meesten zijn alleen maar in technische hoogstandjes geïnteresseerd, die ze dan met de grootste geheimzinnigheid omgeven, als alchemisten. Ik gooi ze te grabbel, die technieken. Omdat het de visie is die mij interesseert. Ik wil een verhaal vertellen". Zijn hele oeuvre is getekend door het verlangen om zich aan de wetten van dat wereldje te onttrekken. Meer en meer zoekt hij als grafisch kunstenaar naar middelen, systeempjes, en trucs, die zijn werk zo weinig mogelijk op dat van een grafisch kunstenaar moeten doen lijken, en op huisvlijt. Maar daardoor kom je natuurlijk ook tussen twee stoelen terecht. In de divisie waar de "echte" kunst bedreven wordt, ziet men hem immers nog altijd als een tweedeplans, omdat hij zich uitsluitend toelegt op die etsen, terwijl grafisten hem dan weer een beetje als een verrader beschouwen, een bastaard, onbetrouwbaar, en te mijden.
Brugge is bovendien ook al niet de meest geschikte plek om aan een carrière werken. Maar het zal Lannoo een zorg zijn. Hij voelt geenszins de behoefte om een greep te doen naar de titel van meest befaamde kunstenaar, zelfs al was het dan maar van Zwevezele-West. Hij heeft zijn atelier in een oud burgershuis aan de Sint-Pieterskaai. Op het gelijkvloers heeft zijn echtgenote een winkel waar ze temidden van een zee aan knopen en stoffen nog op ouderwetse wijze kleren creëert, op maat van de cliënt, en dezelfde hang naar kleinschaligheid en intimiteit typeert de etsen die Nico in de kelder drukt. Hij krijgt ook nogal wat verbaasde blikken als blijkt dat elk van zijn prenten slechts in een oplage van één wordt aangemaakt, telkens hij zijn zinken plaat op de pers legt. Dat klinkt immers een beetje als een drukker die elk van zijn boeken slechts één exemplaar van de pers wil halen. "Het is niet dat ik elk van de platen maar één keer gebruik," zegt Nico, "maar ik zal ze, nadat ik een prent heb gemaakt, weer gaan herwerken, zodat bij een volgende druk een andere tekening ontstaat. Of ik combineer die plaat met andere platen die dan in overdruk een heel andere prent opleveren. Of ik tracht uit te zoeken wat een plaat die ik voor donkere kleuren had gemaakt, zou worden als ik ze in lichtere kleuren zou afdrukken".
Hij maakt series. Krast een tafereel in een plaat, waarvan hij dan één enkele print maakt. Gaat dan weer aan het slijpen op het zink van de plaat. Perforeert ze. Verandert de kleuren, waardoor een schaduwpartij op de voorgrond treedt. Neemt dan weer een andere plaat, die hij over dat tafereel drukt. Neemt dan nog een plaat. En nog een. Eenmaal de prenten gedrukt, gaat hij daarop ook met grafiet tekeer. En zo ontstaat een wereld waarbij één enkele tekening, ruw en primitief in het zink gekrast, als een sjabloon, of een oud cliché, steeds weer andere aspecten van zichzelf gaat vrijgeven. Voorgrond wordt achtergrond, een beeld wordt tegenbeeld. Een simpel sjabloon baart in zo'n serie een oneindig complexe wereld.
In 1989 was hij voor het eerst naar Sardinië gereisd. Keer op keer is hij sindsdien naar dat barre en desolate landschap teruggekeerd. De streek is in zowat alles een antipode van Brugge. Hier komen toeristen zich in drommen vergapen aan de gotische resten van wat eens de hoofdstad was geweest, en daar beland je in een wereld die nooit iets had betekend. Hier hangt ook overal die mist om je heen, terwijl daar die verzengende hitte aan je kleren blijft kleven. Maar één ding hebben ze gemeen: die sporen van een middeleeuwse mystiek die je zowel hier als daar nog achter elke steen blijft vinden. Zijn verhaal over Sardinië is er één van kloosters en grotten, waar prachtige tekeningen doorheen de storm der eeuwen bewaard zijn gebleven.
Ook zijn etsen hebben nu iets van muurschilderingen die een verloren strijd tegen de tijd blijven leveren, fresco's die door nieuwe verflagen overschilderd werden, of gewoonweg weggevreten werden. Om de etsen niet op etsen doen lijken, spant hij ze op een chassis, als schilderijen. Maar bij de kleinere exemplaren transformeert het dunne papier zich op die manier tot een zware steen. Ze vragen een lang en intens kijken. Dingen verschijnen, om dan weer uit het gezichtsveld te verdwijnen. Niet voor niets heeft hij zoveel taferelen met ogen geëtst. Ziende blind zijn is een van zijn favoriete thema's.
Op tentoonstellingen wil hij die paneeltjes wel eens in gesloten dozen steken. Dozen van Pandora, zegt hij. Dozen met geheimen. "Vroeger", zegt hij, ''had ik de gewoonte om met een duidelijke zwarte tekening te werken. Maar door onder meer met overdrukken te werken, weet je nooit echt wat het
resultaat van zo'n experiment zal zijn. Je weet het ongeveer, maar ook niet meer. Je leert met het gecontroleerde toeval leven. En door die gelaagdheid ontstaat er een waas, een mist, waarachter het tafereel zich als een vermoeden terugtrekt".
Hij heeft ook een veertigtal Drapeaux Ideologiques gecreëerd. Bonte tafereeltjes in polyester die weinig martiaal op manshoge stokjes werden bevestigd. Als ze al een land vertegenwoordigen, dan
moet het Wonderland zijn. Ze zijn vaak op reis. "Maar het liefst van al heb ik ze nog thuis", zegt Nico. Alsof hij het over familie heeft. En thuis is natuurlijk Brugge, waar de mist nooit helemaal optrekt. Hij toont ook nog een geschilderd dagboek uit Sardinië, met tafereeltjes die hij nooit wil tentoonstellen. "Want ik ben nu eenmaal geen schilder", zegt hij. Iemand zou hem toch wel eens van het tegendeel moeten overtuigen.