De Gentse musea - en dit zijn het Museum voor Schone Kunsten, het Museum van (wordt: voor) Hedendaagse Kunst, het Museum voor Industriële Archeologie en Textiel, het Museum voor Sierkunst en Vormgeving, het Bijlokemuseum, het Gravensteen en de Sint-Baafsabdij creëren een nieuw verband en een nieuw verbond.
Conservator Lieven Daenens spreekt schertsend van een samenzwering.
Actieplan Synergie 2000
Nieuwe museale wegen voor Gent - Een "samenzwering" van Gentse conservators
Uitgangspunt is de vaststelling dat de musea gezamenlijk het roerend cultureel patrimonium van de stad beheren en ook de verantwoordelijkheid hebben het te onderzoeken en te ontsluiten.
Intens overleg tussen de diverse conservatoren zal moeten resulteren in een aantal studies die in 2000 de komende legislatuur concrete voorstellen zullen moeten aanreiken. Dit betekent evenwel niet dat alles in 2000 zou moeten gerealiseerd zijn. Een en ander heeft uiteraard te maken met het nieuwe museumdecreet van cultuurminister Martens, waarvan de uitvoeringsbesluiten in december 1997 door de Vlaamse executieve zijn goedgekeurd. Het gaat om een structurele reorganisatie, de optimalisatie van het collectiebeheer en om onderlinge samenwerkingsverbanden. Hierdoor zullen de Gentse musea zich sterk kunnen profileren binnen het Vlaamse museumlandschap.
Geen super-structuur
Het gaat wel om een vlakke synergie met uitwisselingen: nieuwe functies of specialisaties worden verdeeld over de musea.
Een aantal gemeenschappelijke functies zijn reeds voorzien, die zullen evenwel niet fysiek in een museum gecentraliseerd worden, maar telkens aan één van de musea toegewezen. Gemeenschappelijke functies kunnen betrekking hebben op commerciële exploitatie en publiekswerking.
Van zodra een juridisch kader zal zijn ontwikkeld, wordt de autonomisering van de musea als groep een feit.
Optimalisering van het collectiebeheer
De collecties blijven het centrale punt van de museumwerking, zij het niet uitsluitend; dit in tegenstelling tot instellingen die alleen maar op "events" georiënteerd zijn. De bedoeling is om de verschillende collecties (of onderdelen ervan) van de onderscheiden musea te heroriënteren en een gemeenschappelijke visie over collectiebeheer te ontwikkelen. Gestreefd wordt naar een gedetailleerde evaluatie van het patrimonium en een rationalisering van het beheer. Centraal hierbij staat het principe van de historische groei van de verzamelingen.
Collectiestukken kunnen dus van museum wisselen, andere aan wie geen actieve rol meer wordt toebedeeld zullen uit de museumwerking worden gelicht. Stukken die niet meer museaal functioneren, hebben evenwel een potentieel van ontsluiting. Zij kunnen gaan naar de geplande studiecollectie in het Bijlokemuseum of worden uitgeleend aan niet Gentse musea.
Sommige stukken zullen evenwel ook radicaal worden afgestoten omdat hun behoud te duur is. Dit heeft verband met een oud en nog steeds nijpend probleem van de reserves, waarvoor gedacht wordt aan een gecentraliseerd museumdepot. Een eerste werklijst voor dit alles wordt verwacht tegen februari 1998.
Het Bijlokemuseum: de moeder aller musea
Een van de elementen van het conservatorenverbond is de collectieve verantwoordelijkheid voor het Bijlokemuseum dat moet uitgroeien tot de verzamelplaats van het kunstpatrimonium. Dank zij het Gentse lussenplan heeft dit museum een gedroomde ligging aan de ringweg verworven in de nabijheid van de Leie waar boottrips zullen vertrekken. Hieraan gekoppeld is een cultureel en toeristisch mobiliteitsplan met o.a. een cultuur(bus)lijn die langs de belangrijkste musea en monumenten van de stad voert.
De zomer van 1998 belooft een expositie waaraan alle Gentse musea meewerken onder de titel De beurs van Judocus Vijdt een inhoudelijk subjectieve tentoonstelling over de "schatten van Gent" o.l.v. conservator Jan Hoet.
Het City-museum
In de refter en op het gelijkvloers van de Bijloke wordt een overzicht opgebouwd van de geschiedenis van de stad Gent, dat op 30 à 45 minuten kan worden bezocht. In eerste instantie zal een lijst worden opgesteld van de sleutelmomenten in de Gentse geschiedenis. Ook hier gaat het om een samenwerking tussen de diverse musea en andere diensten (Stadsarcheologie, Stadsarchief, Monumentenzorg, ... ).
De visualisering van dit project staat o.l.v. conservator Lieven Daenens i.s.m. de museumconsulente van de provincie Oost-Vlaanderen. Dit city-museum zal niet alleen toeristisch worden geëxploiteerd, maar moet ook op lokaal niveau functioneren. Samenwerking met organisaties die op lokaal vlak actief zijn zal daartoe worden onderzocht.
Studiecollecties
Op de bovenverdieping van het Bijlokemuseum zullen studiecollecties (o.a. archeologica, de collecties Stuyvaert en Maeterlinck, ... ) worden uitgestald, gepresenteerd achter glas en voorzien van essentiële informatie.
Om het statisch karakter te doorbreken zullen in een latere fase kunstenaars gevraagd worden om de collectiestukken te herinterpreteren.
In het Huis de Ketele (aanvankelijk bestemd als theatergebouw) zullen uit deze studiecollecties tijdelijke tentoonstellingen worden gepresenteerd.
Gravensteen en Sint-Baafsabdij
In het Gravensteen zal een collectie militaria van de stad worden ondergebracht en de tuinen worden heringericht. Dit zijn museologische vitamines voor een slot dat sedert de verhoogde inkomgelden de inkomsten zag verdubbelen, maar de bezoekersaantallen voelde dalen. De site van de Sint-Baafsabdij zal worden gerestaureerd en in het concept van de stedelijke musea worden ingeschakeld.
Ook andere passieve ontsluitingen worden onderzocht (bijv. het stadhuis).