'Eén publiek, één taal, één patrimonium. Dat is wat Vlaanderen en Nederland bindt. Het is dan eigenlijk ook gek dat wij hier nu pas bij elkaar zitten', constateert Frans van der Avert, publiciteits medewerker van het Rijks museum en één van de deelnemers na afloop van de Vlaamse ronde in juni van dit jaar.
Natuurlijk weten Vlaamse en Nederlandse liefhebbers van kunst en cultuur de weg naar Antwerpen en Amsterdam, maar ook Gent en Leiden al wel te vinden. Zelfs tentoonstellingen worden incidenteel uitgewisseld. Maar als het gaat om contact tussen medewerkers die het meest direct bemiddelen tussen het publiek en dat wat de musea te bieden hebben, dan blijkt de grens tussen Nederland en België tot nu toe vrijwel altijd een té hoge drempel.
De oorzaak hiervan is moeilijk te achterhalen. Maar dat het voor al iets gevoelsmatigs is, met vooroordelen en ingebeelde verschillen te maken heeft in plaats van met de werkelijkheid, bleek tijdens één van de workshops. Zo is de geografische af stand veelal minimaal, zeker voor de uiterst mobiele Nederlanders. Ook zijn de overeen komsten (taal, cultuur, geschiedenis) talrijker dan de verschillen. En dat de Nederlanders bij voorbeeld veel meer kranten en tijdschriften lezen dan Vlamingen, terwijl de Vlamingen Bourgondischer leven, zijn voor een goede marketeer eerder gegevens om op in te spelen dan belemmeringen.
Toch zijn er wel degelijk ook verschillen tussen de museumprak- tijk in Nederland en Vlaanderen. Volgens Bart De Baere, wetenschappelijk medewerker van het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst (S.M.A.K.) in Gent, zijn beide landen zelfs onvergelijkbaar 'omdat Vlaanderen een enorme achterstand heeft'. Zo wordt een gemiddeld Vlaams museum volgens hem geacht met een fractie van het personeel van een Nederlands museum eenzelfde soort programma te realiseren. Dat dit echter niet onmogelijk is, bewijzen hijzelf en S.M.A.K.-directeur Jan Hoet al tientallen jaren. In weerwil van miskenning door de Vlaamse Gemeenschap en een voortslepend steekspel met de plaatselijke politiek hebben zij samen met een handvol collega's onlangs zelf weer een nieuw plan gelanceerd, ditmaal voor een 'vijfkoppig stadsmuseum' onder de trendy noemer Synergie 2000.
Kern van Synergie 2000 is een innig samenwerkingsverband tussen de vijf belangrijkste Gentse musea: het S.M.A.K., het Museum voor Schone kunsten, het Museum voor Sierkunst en vormgeving, het Museum voor Industriële Archeologie en Textiel en het Museum van de Bijloke. Nu verkeert met name dit laatste museum momenteel in een ernstige crisis: wegens bezuiniging is de staf zo goed als op non-actief gesteld. Toch draait het in Synergie 2000 vooral om herwaardering en presentatie van de collectie van dit oudheidkundig museum.
Daarnaast moeten ook de collecties van de andere vier musea zo optimaal mogelijk beheerd en ontsloten worden zowel voor de stad als voor toeristen. Want de Vlaamse Gemeenschap mag Gent dan wel niet als cultuurstad tussen Antwerpen, Brussel en Brugge zien, de Gentenaren zelf denken daar heel anders over. Zij laten zelfs God gebeuren als het moet. Verder moet een flexibel uitwisselingssysteem - waarin specialisten op het gebied van communicatie, educatie, techniek en commercie weliswaar bij één van de vijf musea worden ondergebracht, maar voor allemaal inzetbaar zijn - de druk op financiën lenigen.
Kraakte Bart De Baere een keiharde, kritische noot, ook minister Luc Martens van Cultuur, Gezin en Welzijn was niet van zin de zaken rooskleuriger te zien dan ze zijn. 'Het publiek is hier in Vlaanderen te lang verwaarloosd', zei hij. 'Daarom zullen de musea vanaf nu voortdurend een weg moeten slaan naar de bezoeker toe.' Het door hem eind 1996 ingestelde Museumdecreet, dat de Vlaamse musea voor het eerst dwingt tot het opstellen van beleids-en communicatieplannen dient daarbij als stok achter de deur.
Dat het Vlaamse museumwezen volop in beweging is, mag op basis van het voorgaande duidelijk zijn. Maar dat was dan ook wel nodig. Het onlangs onder leiding van professor Guido de Brabander van de universitaire faculteiten Sint-Ignatius in Antwerpen openbaar gemaakte onderzoek naar Vlaanderens 'Bedrijvige Muzen' zette met name de musea in een erg kwaad daglicht. 'Eén op de drie musea voert geen boekhouding' luidden de alarmerende krantenkoppen een dag na de presentatie. En hoewel dit een wel erg vereenvoudigde weergave van De Brabanders bevindingen was, achtten hij en zijn medewerkers het inderdaad hoog tijd dat de Vlaamse musea wat bedrijfsmatiger en vooral publieksgerichter gaan werken.
'Hoogste goed binnen de Vlaamse musea is tot nu toe het wetenschappelijk onderzoek en dat is altijd gericht op de collectie, niet op het publiek.' Toch is het volgens De Brabander niet zo dat de Vlaamse musea in een slechte uitgangspositie verkeren. Integendeel. Ze worden beter bezocht dan de Vlaamse theaters en concertzalen. Alleen qua uitstraling en imago blijven ze ver op deze podiumkunstinstellingen achter. Met name betere publieksbenadering en -werving kan hierin verandering brengen. Daarbij kan Vlaanderen volgens enkele deelnemers aan de studiereis onder meer een voorbeeld aan Nederland nemen. Omdat daar juist de musea in tegenstelling tot de meer elitair en verkokerd opererende theaters, gezelschappen en concertzalen erg ver zijn als het om actieve en brede publieksbenadering gaat.
Wie denkt dat er in Vlaanderen alleen maar oude problemen en nieuwe plannen bestaan als het om musea en hun publiek gaat, heeft het mis. Er wordt ook wel degelijk veel en interessant werk verzet, zowel binnen de musea zelf als daarbuiten. Een opmerkelijk initiatief in dit verband is Antwerpen Open, een klein professioneel platform dat - in navolging van het succes dat de Scheldestad in 1993 als culturele hoofdstad van Europa had - de musea, de stad en de provincie weer op de internationale culturele agenda moet zetten. Evenementen die daar de komende jaren voor moeten zorgen zijn de jaarlijkse Zomer van Antwerpen, het Van Dijckjaar 1999 en Mode 2000.
Wat Antwerpen Open bijzonder maakt is dat het een supra museaal platform is. Dat betekent dat haar inhoudelijke en promotionele medewerkers flexibel inzetbaar zijn en bij bestaande musea worden gedetacheerd wanneer er een groot evenement georganiseerd moet worden. Zo neemt Kathleen Weyts van Antwerpen Open een groot deel van de campagne rond de herdenking van 400 jaar Antoon van Dijck in 1999 voor haar rekening - een nu al strak gepland (gericht op onderscheiden doelgroepen en zoveel mogelijk free publicity), goed gefinancierd (want door Toerisme Vlaanderen geadopteerd en van diverse strategische allianties voorzien) en internationaal aantrekkelijk evenement (waarop niet alleen Nederlanders en Vlamingen, maar vooral ook Engelsen af zullen komen).
Trouwens, de Vlamingen ontdekten bij hun tegenbezoek aan Nederland al snel dat onder de ogenschijnlijke rijkdom en vrijheid van de musea daar onder de oppervlakte ook nog het nodige kookt en borrelt. Een discussie over de samenwerking tussen de drie musea die in het hart van Rotterdam op nog geen 10 minuten lopen van elkaar zitten, bleek een ware stammenstrijd op te leveren. Piet Barendse, zakelijk directeur van Museum Boijmans van Beuningen, gaf de voorzet: 'Was samenwerking met derden hier tot voor kort incidenteel van aard, afhankelijk van de tentoonstellingen die we wilden maken, tegenwoordig valt de vereiste deskundigheid op allerlei terrein binnen dit museum niet meer bij te houden. En de enige manier waarop wij deze tendens het hoofd kunnen bieden, is structureel samenwerken met andere musea.'