Wanneer één van de medewerkers van het Sportmuseum Vlaanderen vertelt voor welke instelling hij werkt, volgt steevast de vraag: 'een sportmuseum, interessant, en waar bevindt zich dat?'. In plaats van een adres, krijgt de vraagstel Ier meteen een exposé over het feit dat een museum meer is dan een statig gebouw waarin objecten tentoongesteld staan. En dat is makkelijk te verklaren: het Sportmuseum beschikt namelijk (nog) niet over zo een vanzelfsprekend uithangbord als een permanent toegankelijke tentoonstelling. En het begrip museum wordt nu eenmaal automatisch geassocieerd met die meest herkenbare functie. De meest herkenbare, maar zeker niet de enige functie. Zoals de International Council of Museums het definieert, is een museum een instelling die de materiële getuigenissen van de mens en zijn omgeving verwerft, bewaart, bestudeert en publiek toegankelijk maakt. De permanente tentoonstelling ressorteert onder de vierde functie, de publieksfunctie. Toch is die permanente tentoonstelling niet het enige instrument dat musea ter beschikking staat in hun communicatie met de maatschappij.
En zo komen we terug op de vraagsteller van daarnet. Hoewel het Sportmuseum Vlaanderen niet in de Museumgids, van Oostende tot Maaseik, voorkomt is het meer dan een musée imaginaire. Het Sportmuseum ontwikkelt een museale werking rond de sport.
Sport is een fenomeen dat in de loop van deze eeuw een bijzondere plaats heeft ingenomen in onze maatschappij. Getuige daarvan niet alleen de ruimte die ervoor gereserveerd wordt in kranten, tijdschriften en zendtijd van radio en televisie, maar ook het grote aantal mensen dat één of andere sport actief beoefenen. Het is dan ook niet meer dan terecht dat in Vlaanderen, zoals in de ons omringende landen, een thema-museum rond deze wel zeer bijzondere cultuuruiting ontwikkeld wordt.