Albrecht Daniëls woont in de Dorpsstraat van een stemmig dorp, Oud-Heverlee. Op het eerste gezicht valt zijn huis in de lange rij gelijkaardige dorpshuizen niet op. En de graficus zelf is ook niet dominerend prominent aanwezig in de kunst- en mediawereld: geen grootspraak, geen performances, geen choquerende elementen, geen capsones. Hij laat de kunst spreken. Daar hebben de media niet altijd oor voor, laat staan oog. Hij werkt in de stilte van zijn huis en zijn dorp aan zijn levenswerk. Maar zijn scheppende hand laat wel sporen na. Je ziet het als je het wil zien.
De Dorpsstraat dus. Een wit huis in een lange rij van gevels. Op de brievenbus schotse en scheve letters die als regendruppels naar beneden glijden. Boven de bel een gelukzalig engeltje.
De poes. En in de hal een luster waarin uit een wolk van zilveren guirlandes en glimmende kerstballen twee paar houten benen steken. 'Het onthaal mag feestelijk zijn', glimlacht Albrecht Daniëls. Aan de muren van de woonkamer grafisch werk: viermaal het verwrongen gezicht van een bolwangige piccolo in zwart en wit en dezelfde piccolo groter en met toevoeging van groen en rood. 'Ik zit 's avonds graag naar mijn werk te kijken', zegt de graficus. 'Ik sta er gespannen kritisch tegenover. Als het werk na een paar maanden nog goed is, dan is het goed. En mag het naar de zolder.' Er staat een zetel met voeten en bekleed als een koe. Een salontafel met aan weerszijden een uit hout gesneden hoofdje van een man en een vrouw. Meer hoofdjes. Onder een stutbalk van het plafond. Hoog op een kast. Met uitpuilende ogen van knikkers. Of met borstelhaar. Ze zijn grappig. Haast volks. 'Ik werk met hout om de beperktheden eigen aan de grafiek te ontlopen', zegt hij. 'Er zijn andere dimensies in het beeldhouwen. Ik kan meer met kleur werken. En het werkt relativerend.' De beeldjes zijn grappig, maar ontlokken geen schaterlach. Ze hebben de glimlach van de poëzie. 'Ik vertrek vanuit de volkskunst', zegt Albrecht Daniëls. 'Volkskunst is eerlijk, spontaan, vrijblijvend. Op rommelmarkten vind ik vaak prachtige dingen. Maar ik wil iets toevoegen vanuit mijn persoonlijkheid, vanuit mijn individuele denkwereld. Ik wil het triviale, het banale, overstijgen.
Volkskunst inkleuren met mijn fascinaties. Snijd ik een hoofd, dan zal ik er bijvoorbeeld een helm van Lego aan toevoegen. Of een kitscherige oorbel van goedkoop glas. Ik hou wel van het kitscherige', zegt hij. Zoek in zijn werk niets goedkoops of karikaturaals, geen geweld ook, en geen ontluistering van de medemens. 'Ik hou van de mens', zegt hij.
Het hoofd is een constante in je werk, zeg ik 'Er wonen zes miljard mensen op de wereld', antwoord Albrecht Daniëls. 'Geen enkel hoofd is identiek aan het andere. De vormgeving is standaard, hoewel verrijkt met miljoenen nuances. Er zitten zo'n verrassende elementen aan, als: ogen, lippen, haar,... Ik ben geen psycholoog en psychologeer ook niet: maar wat gaat niet allemaal om in die hoofden?' In zijn grafisch werk neemt het aantal hoofden eveneens hand over hand toe. 'Ja, maar ik hou ze wel essentieel', zegt Albrecht Daniëls. 'Het is een zoektocht naar wat je allemaal kan doen met losse toetsen, vlekken, strepen, krullen,... om een grafiek te bereiken die niet saai of voorspelbaar is. Grafisch kunst heeft te lang en te veel opgesloten gezeten in een beperkte wereld van technische perfectie. Het was meer: kijk eens hoe virtuoos ik ben in de techniek, dan wel: kijk eens naar wat ik heb gecreëerd. Alsof het alleen om handigheid en stijlbeheersing zou gaan. Ik vind overigens ook niet dat ik een stijl heb of een persoonsgebonden stijl nastreef. Ook stijl zou me van mijn vrijheid beroven.' Opvallend is de soberheid die Albrecht Daniëls hanteert. Kleur ontbreekt vaak totaal: 'Ik ben geen colorist, nee. Schilderen is niet aan mij besteed. Ik hield het heel lang alleen bij zwart en wit. En met zwart en wit probeerde ik diepte en reliëf aan mijn werk te geven. De laatste tijd breng ik eerder combinatieve kleuren aan middels groen en rood. Die kleuren trekken aan en stoten meteen ook af. Het bindmiddel kan wat goud zijn. Groen en rood scheppen verwarring. Maar dat is ook zo in het hoofd van elke mens: het is daar een flinke warboel, wees gerust. Een hoofd zit vol spanning. Het uiterlijk is pure materie. Maar vergis je niet: het is een vat opgevuld met ideeën, gedachten, met bewustzijn en onderbewustzijn. Met zachte en harde kleur schreeuw je die conflicten uit.'
Hij denkt na. Hij denkt over zijn werk na en over de mens. 'Ik ben met mijn werk bezig en tracht het te verbeteren. Dat kan niet zonder er voortdurend mee bezig te zijn. Maar er hoeft geen intellectuele uitleg bij. Ik ga niet op een schavotje staan roepen. Kunst spreekt aan of spreekt niet aan. Roept al dan niet emotie op. Daarvoor hoef je niet te verglijden tot Efteling-kunst. Maar nogmaals: ik ben er mee bezig. Elke dag. In stilte. In de stilte van mijn hoofd en mijn atelier. En steeds weer keert dezelfde vraag terug: hoe maak ik iets dat ik voordien nog niet gemaakt heb? Hoe kom ik onderuit aan verwachtingen die anderen mij willen opleggen? Niets is zo saai als de voorspelbaarheid of het voorspelbaar-zijn.
Albrecht Daniëls neemt me mee naar zijn atelier. De poes ligt languit op een naar de hemel opstijgende engel. Het onverwachte bezoek stoort haar niet in het minst. 'Ik hoef me met niemand te meten', zegt hij. 'Ik wil bezig blijven. Op mijn manier, met mijn middelen.
Ik hoef niet zonodig tentoon te stellen, te verkopen. Let wel: ik mag graag met mijn werk naar het publiek toegaan en verkopen is altijd een vorm van appreciatie. Maar alleen daarvoor doe je het niet.
Als je puur commercieel bezig bent, zit je fout. Elk kunstwerk is pas een kunstwerk als je er vanuit een diepere persoonlijke gedrevenheid aan gewerkt hebt. Kunst die niet in noodzaak wortelt, is geen kunst. Een goed kunstwerk is een noodzakelijk werk. Is levensnoodzakelijk.'