Anno 1831. België ontwaakt als een onafhankelijk land, na een eeuwenlange inlijving bij zovele staten. Wat onwennig kijkt het om zich heen. Al snel wordt duidelijk dat het nood heeft aan een identiteit, een Belgische ziel. Voortgestuwd door politici, graven historici in het verleden op zoek naar de grote momenten, wapenfeiten en helden. Standbeelden schieten als paddenstoelen uit de grond.
Des duivels
Saint-Paul
In Luik kijkt men wat meewarig naar die Belgische boreling. Het Pays de Liège heeft een duizendjarige geschiedenis als machtig en onafhankelijk prinsbisdom achter de rug. Na de Franse plundering en afbraak van de prestigieuze kathedraal Saint-Lambert is een mentale heropbouw van het kloppende (religieuze) hart van Luik nodig. Sinds het napoleontisch monsterhuwelijk tussen Kerk en Staat, bezegeld in het Concordaat van 1801, voert de voormalige kapittelkerk Saint-Paul de titel van kathedraal. Het ontbreekt de kerk aan enige luister. Geïnspireerd door het grootse middeleeuwse verleden van de Cité ardente lijkt het niet meer dan gepast dat de restauratie-renovatie van de nieuwbakken kathedraal zich naadloos invoegt in de oorspronkelijke gotische architectuur.
Pointed or Christian Architecture
De Belgische neogotiek staat nog in haar nauwe kinderschoentjes. Op een eerste fase waarin gotische ornamentiek op neoclassicistische structuren en vormen wordt gekleefd, volgt de style à la cathédrale. Het kunsthistorisch onderzoek naar de middeleeuwse architectuur moet nog beginnen. Grote voorbeelden voor de architecten en kunstenaars zijn de Franse kathedralen. In de editie van 1832 van Notre-Dame de Paris schrijft Victor Hugo: Inspirons s'il est possible, à la nation l'amour de l'architecture nationale. Eugène Viollet-le-Duc gaat driftig aan het reconstrueren van middeleeuwse kerken en kastelen. Romantiek en nationalisme gaan hand in hand. In Engeland verbindt Augustus W.N. Pugin in zijn The True Principles of Pointed or Christian Architecture (1841) de gotische architectuur onlosmakelijk met het roomskatholieke geloof. Een restauratie van een gotische kathedraal impliceert een herstel van de zuivere, diepgelovige middeleeuwse maatschappij.
Willem Geefs
Ook in België ziet men heil in de restauratie van het katholieke geloof als verbindend cement voor een unitaire staat. Met die stichtende boodschap in het achterhoofd vat men langzaam de herinrichting van het interieur van de Sint-Pauluskathedraal aan. De eerste belangrijke opdracht is de realisatie van een nieuwe preekstoel. De kerkfabriek wendt zich tot de alom geprezen sculpteur Guillaume Geefs (1805-1883). De beeldhouwer wordt in 1805 te Borgerhout geboren als Willem, oudste zoon van bakker Joannes. Hij trekt naar de academie van Antwerpen waar hij zich van 1821 tot 1829 bekwaamt als beeldhouwer. In 1833 wordt hij er leraar. Samen met andere Antwerpse kunstenaars beseft hij dat in Brussel, hoofdstad van het gloednieuwe België, hem een lucratieve toekomst wacht. Allen daarheen. In 1834 kan hij als leraar aan de toonaangevende Brusselse academie aan de slag. Twee jaar later huwt hij Isabelle Marie Françoise (Fanny) Corr, een Brusselse jongedame van Ierse origine.
Heldhaftig
Met de prestigieuze opdracht van de graftombe van nationale held Frédéric de Mérode in de Sint-Michielskathedraal te Brussel trekt Guillaume de aandacht. De jonge graaf de Mérode neemt deel aan de Belgische revolutie. Ernstig gewond tijdens de slag bij Berchem, overlijdt hij tien dagen later te Mechelen op 4 november 1830. De amputatie van zijn been kon niets verhelpen. Als een waardige strijder, pistool in de rechterhand, rust hij sinds 1835/37 op zijn marmeren tombe. De figuur is gebeeldhouwd in verheven neoclassicistische stijl. Voor de omkadering van de nis wordt gekozen voor een laatgotische accoladevormige boog. Het opschrift en de hoekversieringen van de voorzijde van de marmeren tombe zijn ook gotisch van snit.
Kathedraalstijl
De dertigjarige beeldhouwer is dus de geknipte persoon voor de nieuwe preekstoel van de Luikse kathedraal. Klassieke grandeur en neogotische ornamentiek weet hij moeiteloos te verenigen. Guillaume krijgt in 1837 de opdracht voor de preekstoel. Het wordt een indrukwekkend geheel in kathedraalstijl.
Het Geloof overwint het Kwaad
Het thema van het imposante meubel is de overwinning van het geloof op het genie van het kwaad. Op didactisch verantwoorde wijze zet Geefs de boodschap om in een leesbare compositie. Onder de kuip staan drie beelden uitgevoerd in witte Cararamarmer. Centraal staat de allegorie van het geloof met kelk en kruis in de handen. Een klassiek gelaat, maar een pseudogotische plooienval. Ze wordt geflankeerd door Paulus en Petrus, de pijlers van de katholieke kerk. De apostelen zijn zuiver klassiek van vormgeving, op enige hoekige gotische plooien na. De voorzijde van de kuip is uitgewerkt als een retabelkast in flamboyante gotiek, net als de dubbele trapleuning met visblaasmotieven. Wat verborgen onder de trap staan Hubertus en Lambertus, de belangrijkste Luikse bisschoppen uit de vroege middeleeuwen.
Aan de achterzijde gaat het er minder braaf aan toe. Hier zit een geketende jongeman, gevat tussen de dubbele trapaanzet. Opvallend zijn de reusachtige vleermuisvleugels die hem als het ware omlijsten. In zijn linkerhand houdt hij een gebroken scepter en kroon. Met de rechterhand reikt hij vertwijfeld naar zijn hoofd. Een ernstige frons op het voorhoofd verhoogt de dramatiek. Net als zijn heilige tegenhangers is hij uitgevoerd in vlekkeloos wit marmer van de beste kwaliteit. Heilig is hij in geen geval. Hij is niemand minder dan Le Génie du Mal, het Genie van het Kwaad.
Jozef Geefs
Bij de toewijzing van de opdracht in 1837 is het voor Guillaume Geefs duidelijk dat hij de realisatie niet alleen aan kan. Zijn orderboek loopt immers al aardig vol. Zijn atelier heeft de handen vol aan grafmonumenten en kerkelijk meubilair. Geefs zelf werkt aan diverse marmeren bustes van vooraanstaande Brusselse politici en burgers. Hij vertrouwt de realisatie van het kwade beeld toe aan zijn jongere broer Jozef Geefs (1808-1885). Ook Jozef maakt snel carrière. Na zijn opleiding aan de Antwerpse academie trekt hij naar de École des Beaux-Arts in Parijs. In 1836 wordt zijn talent bekroond met de Prix de Rome. Net als grote broer Willem werkt hij in neoklassieke trant voor kerk en burgerij. Hij voltooit zijn Génie du Mal in 1842. In 1843 wordt de preekstoel in de Sint-Pauluskathedraal geplaatst.
Ce diable-là est trop sublime
Kort na de inhuldiging ontstaat er commotie. De kerkfabriek is danig ontstemd. Zij stelt onomwonden: Ce diable-là est trop sublime. Bisschop Cornelis Richard Anton van Bommel grijpt in. Het beeld wordt verwijderd. Terug naar af.
Broer Guillaume dient een nieuwe versie te maken, die uiteindelijk in 1848 onder de preekstoel wordt opgesteld. Dit beeld doorstaat de vuurproef en houdt tot vandaag stand, werelwijd bekend als The Lucifer of Liège.
Wat was er dan aan de hand met het diabolische beeld van Jozef? Waarom was het al te subliem? Kwade tongen beweren dat de witte duivel er al te begeerlijk uitzag. Dat hij zelfs de vrome jongedames uit hun devote concentratie haalde. Volgens sommige inventieve kunstkenners op het wereldwijde web zouden die negentiende-eeuwse juffrouwen hun onschuldige blik laten verdwalen in de schemerige zone onder de minieme lendendoek van de jongeman. Die laatste vrije interpretatie is aangenaam leesvoer voor het grote publiek, maar een poel van ergernis voor vorsers.
Het beeld ziet er inderdaad weinig kwaadaardig uit. De engel van het kwaad is eerder een lieftallige, sensuele jongeman die lijkt weggelopen uit het atelier van een antieke Grieks-Romeinse beeldhouwer. Zijn kapsel ontleent hij aan het bekende beeld Spinario. Meer Adonis dan Lucifer. Met zijn linkervoet vertrappelt hij de slang van het kwaad. De kroon en scepter in zijn rechterhand hangen er enigszins verloren bij. Toch maken de reusachtige vleermuisvleugels duidelijk dat de prille adonis weinig goeds in de zin heeft.
Gesmaakt
Toch is de duivel van Jozef bij negentiende-eeuwse kunstliefhebbers in goede aarde gevallen. Reeds in 1842, nog voor de plaatsing in de kathedraal, bestelt hertog Karl Bernhard von Sachsen-Weimar-Eisenach bij Jozef Geefs een marmeren kopie voor zijn private collectie. Het is voluit gesigneerd en gedateerd Josef Geefs d'Anvers 1842. Waar heeft de Duitse edelman dit beeld gezien? Voor zover bekend vindt de eerste publieke verschijning plaats op een tentoonstelling te Antwerpen in 1843. Nu bevindt de hertogelijke demon zich rustig in het depot van de Klassik Stiftung Weimar. Het Luikse beeld wordt in 1864 aangekocht door de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel, waar het nog steeds mooie sier maakt.
Een nieuwe duivel
Hoe gaat Guillaume Geefs dit infernale probleem oplossen? Hij behoudt de figuur van zijn broer, maar maakt er een volwassen man van. De ernstige blik verhoogt de dramatiek, de horens en de scherpe teennagels maken hem tot een ware duivel. Uit zijn linkeroog rolt een traan, vol wroeging na zijn helse val. De lendendoek heeft wat meer om het lijf. Bovenal besteedt Guillaume meer aandacht aan de attributen die alle twijfel over de kwade intenties van de booswicht wegnemen. Prominent houdt hij de gebroken kroon en scepter vast. De bovenste helft van zijn scepter ligt goed zichtbaar aan zijn voeten. De appel met een flinke hap eruit verwijst naar Adam en Eva die door het Kwaad werden verleid tot een al even fatale zondeval als Lucifer. Het gaat dus inderdaad om een gevallen engel die uit de hemel is gedonderd. Gelukkig voor de dames in het publiek is de Engel flink geketend aan de rots, weliswaar met slechts een voet en een pols. Blijft de vraag of deze heroïsche man, met fraai gesneden gelaatstrekken en een indrukwekkende torso, nu ook de wat oudere vrouwelijke gelovigen niet tot verwarrende gedachten brengt.
Duivelse inspiratie
Hoezeer Guillaume Geefs ook zijn best heeft gedaan, zijn Genie van het Kwaad trekt tot op de dag van vandaag niet enkel christenen aan. Satanisten van over de hele wereld brengen een vererend bezoek aan hun afgod. Talloze kunstwerken en modeartikelen op internet tonen ons zovele versies van de Luikse duivel. Ging Geefs toch zijn boekje te buiten, of hield hij zich net aan de iconografische traditie? Is de duivel niet steeds als een baarlijk monster afgebeeld, dit al sinds de vroege middeleeuwen? Tijd om terug te gaan in de geschiedenis.
Traditioneel wordt de duivel in de middeleeuwen voorgesteld als een monsterachtige verschijning, half dier, half mens. De wanstaltige vervorming en de samenstelling van diverse beestige onderdelen laten geen twijfel bestaan: het gaat hier om een ontsporing van de goddelijke natuur. Die verkrachte natuur wordt het mooist verbeeld in de voorstellingen van de val der opstandige engelen. Aangevoerd door de hemels oplichtende aartsengel Michael bestrijden de engelen met het zwaard in de hand de duivelse creaturen die in de helse krochten verdwijnen.
Maar de duivels zien er niet steeds zo mismaakt uit. Indien Satan besluit Christus in de woestijn te verleiden tot het kwade, verschijnt hij vaak netjes gekleed, haast menselijk. De horens op zijn hoofd of zijn dierlijke poten verraden hem echter meteen. Het is wel degelijk Satan.
Tot zover de menselijke gedaante van Satan. Nu dienen we op zoek te gaan naar de Duivel in de vorm van een welgebouwde, sensuele man. Een aantrekkelijke kerel waaraan niemand kan weerstaan, vrouw noch man. In de loop van de achttiende eeuw nemen schilders en beeldhouwers het niet steeds zo nauw met de strikte regels van de contrareformatorische katholieke kunst. In navolging van een decoratieve versoepeling van de Grieks-Romeinse mythologie kan ook de bijbelse kunst wat losser uit de pols worden verbeeld. De Italiaanse grootmeester Giambattista Tiepolo maakt van zijn religieuze muurschilderingen een hemels spektakel. Mogelijk kan ook die gemene Satan fraaier uit de hoek komen.
Een mooie vent
In 1797 shockeert de gewaardeerde Engelse portretschilder Sir Thomas Lawrence de goegemeente op de Royal Academy Annual Exhibition met zijn monumentale schilderij Satan calling his Legions. First Book of Milton. Reeds tijdens de creatie in zijn atelier wekt het weerstand op. Zijn collega Richard Westall merkt op dat hij did not think Lawrence qualified to paint Historical subjects. He has little of the creative power. Kortom, schoenmaker blijf bij je leest. Sir Thomas put inspiratie uit Paradise Lost, een episch gedicht van meer dan tienduizend regels van de hand van de Engels poëet John Milton. Na de eerste editie van 1667 volgen meerdere heredities en vertalingen. De bewuste passage uit Book I, lijn 330 luidt: Awake, arise, or be for ever fallen. Lawrence leest niet alleen Milton, maar kijkt ook naar de schilderijen en gravures van de Zwitsers-Britse hyperromanticus Henry Fuseli (geboren Johann Heinrich Füssli) die zich meermaals inlaat met Paradise Lost en Satan. Duidelijk is dat Lucifer gerust als een Griekse Adonis kan verschijnen.
Waarschijnlijk vindt Guillaume Geefs zijn iconografische inspiratie eerder in Parijs dan in Londen. Zijn klassieke sculptuur is veel verschuldigd aan de Griekse-Romeinse oudheid en het Franse neoclassicisme. In 1833 maakt de Franse sculpteur Jean-Jacques Feuchère een kleine bronzen duivel die onmiddellijk succes kent. Het beeldje, net geen 35 centimeters hoog, kan gemakkelijk zijn weg naar de Brusselse kunstmarkt hebben gevonden. Mogelijk kennen de broers Geefs het. Het silhouet van de naakte duivel omkranst door zijn vleermuisvleugels die tot op de grond reiken, heeft inspirerend gewerkt. De getormenteerde houding en de verwrongen gelaatsuitdrukking vol berouw in het Franse sculptuurtje staan echter ver van de statige Satans van de Gebroeders Geefs.
In de Franse schilderkunst uit die periode treft men een verrukkelijk heroïsche gevallen engel bij Alexandre Cabanel. In zijn schilderij van 1847 is de verdoemde engel van een stralende schoonheid. De ernstige blik en weelderige haardos deelt hij met zijn Luikse collega die hem met enkele jaren voorafgaat. Anders zijn wel zijn vleugels die hij aan een duif ontleent, in tegenstelling tot de vleermuis die in Brussel model staat.
Waar komt die vleermuis vandaan?
Ook dit is een oud verhaal dat teruggaat tot de middeleeuwen. In de Byzantijnse traditie verschijnt Satan bij zijn verleiding van Christus als een gitzwarte naakte man met vleugels. De ene keer zijn het vleugels van een vogel, de andere keer die van een reusachtige vleermuis.
Niet alleen in Byzantium of Italië gaat de duivel vermomd als Batman door het leven. Zelfs de Vlaamse Primitieven grijpen naar het beeld van het gevreesde nachtdier dat symbool staat voor duister, kwaad en onheil. Grootmeester Jan van Eyck presenteert ons in een zijluik van een voormalig triptiek een Laatste Oordeel waar Satan ons grijnzend aanstaart. Dit keer openbaart hij zich als een menselijk skelet met reusachtige vleugels als van een vleermuis.
Met een grote sprong voorwaarts belanden we in de eeuw van Geefs. Hier zijn de griezelige vleermuisvleugels niet meer weg te slaan. De Italiaanse schilder Roberto Ferri (1987) zet de traditie van aantrekkelijke duivels lustig voort. Hij put uit het clair-obscur van zijn illustere landgenoot Caravaggio, mengt dit met een fikse scheut van de Amerikaanse pulpboekillustrator Frank Frazetta en serveert dit alles op homo-erotische wijze. Smakelijk.
De hedendaagse Luikse kunstenaar Jacques Charlier (1939) gaat op zijn eigen surrealistische wijze aan de slag met het Génie du Mal van zijn geboortestad. In zijn installatie Himmelsweg (1987) staat de Luikse duivel in het centrum van de belangstelling. Een ingelijste zwart-witfoto van het marmeren beeld hangt boven een piedestal bedekt met een zwart doek. Onder een glazen vitrine op die sokkel liggen een karmelitaanse studie over Satan, een oud wetenschappelijk boek over de Lucht en het gedenkboek van de joodse Belgen vermoord in Auschwitz. Op een plankje onderaan liggen zware ketens. Voor Charlier is het universele drama van Auschwitz het ware Kwaad. De nazi's hanteerden de term Himmelsweg voor het pad naar de gaskamers. Onze grootste fout zou bestaan in het vergeten van deze gruwel.
Fijn is wel dat hedendaagse kunstenaars zich nog die ouderwets gruwelijke duivel van weleer herinneren. Ook nu nog wekt de duivel grote emoties op. Tijdens de 2023 GRAMMYs ging het optreden van Sam Smith en Kim Petras niet ongemerkt voorbij. Verduiveld nog aan toe.