Tienen investeert in zijn verleden

Toen het Toreke als stedelijk museum en archief op 15 juni 1978 zijn deuren opende voor het publiek, werd opnieuw aangeknoopt mei een museale traditie in Tienen die ontstond tijdens het laatste decennium van vorige eeuw. 

Onder druk van de toenemende belangstelling voor het lokale patrimonium en ingaande op de aanbevelingen van een ad hoc opgerichte museumcommissie, besloot het stadsbestuur op 25 september 1975 om een museum te bouwen. Om verschillende redenen werd de oude stadsgevangenis gekozen als locatie hiervoor: de belangrijkste was dat het Toreke, gebouwd in 1848, als monument be­schermd werd bij Koninklijk Besluit van 13 juni 1973. 

Toreke Tienen

Stedelijk Museum 'Het Toreke' Tienen

Ruim twintig jaar later was het museum aan vergroting toe. De uitbreiding werd verantwoord door de gewijzigde beleidsvisie van het stadsbestuur. Het aanvankelijk zuiver stedelijke karakter van het museum werd vanaf 1992 door­broken. Voortaan zou het Toreke zich voor de realisatie van de museale basisfuncties richten tot de regio, die men omschreef als Oost-Brabant. 

De collectie bereidde ook uit door het grote aantal vond­sten, opgegraven tijdens het archeologische noodonder­zoek naar de Gallo-Romeinse viscusnederzetting in Tienen. Een nijpend tekort aan depotruimte was het resultaat. Bovendien werd de normale museumwerking bemoeilijkt door het grote succes van de educatieve dienst. Jaarlijks ontving het Toreke ongeveer 5500 kinderen uit het basis­onderwijs. Voor de opvang van de ruim 380 klassen, was de inrichting van een leslokaal in het museum een noodzaak. Dit lokaal nam een vierde van de tentoonstellingsopper­vlakte permanent in beslag. Tenslotte moest het museum gaandeweg ook meer rekening houden met de plannen voor de oprichting van een Suikermuseum. Intussen waren door het stadsbestuur de vereiste beslissingen getroffen, zodat de werken aan de bouw van het nieuwe Suiker­museum zullen starten midden 1999. Tegen deze achter­grond ontstond over de uitbreiding van het museum een brede maatschappelijke consensus in de stad. Belangrijk in dit verhaal is de wijze waarop de schepen van cultuur deze consensus bewerkstelligde door steeds opnieuw de stede­lijke cultuurraad en alle fracties van de gemeenteraad te informeren. 

Een bouwvergunning

In het programma voor de uitbreiding van het Toreke werd prioritair geopteerd voor de aanbouw van een nieuwe ten­toonstellingszaal, voor de inrichting van een museumde­pot en voor de uitrusting van een nieuw leslokaal. Door de aankoop van een perceel tuingrond en een oud warenhuis ontstond de mogelijkheid om een infrastructuur op te rich­ten waarbinnen het vooropgestelde programma kon gere­aliseerd worden. Het uitzicht van het project, dat zowel nieuwbouw als vernieuwbouw omvat, werd grotendeels bepaald door de stedenbouwkundige voorschriften die bijzonder streng gevolgd werden omwille van de ligging temidden van een woon- en tuinzone. Zo mocht het nieuwbouwgedeelte dat de tentoonstellingszaal omvat, niet boven de bestaande tuinmuren uitsteken. Bovendien werden alle mogelijke zichten en lichten op de omgeving verboden. Om drie verdiepingen te behouden in het depot moest het oude warenhuis gerenoveerd worden. Bij even­tuele afbraak ervan, zou een nieuwe bouwvergunning na­melijk enkel toelating verlenen om een gebouw op te rich­ten van één bouwlaag. Rekening houdend met de strenge stedenbouwkundige aanbevelingen werd een museaal complex gerealiseerd dat toch tegemoet kwam aan de vraag om de beschikbare tentoonstellings-oppervlakte te vergroten en om te beschikken over een aangepaste de­potruimte. Wat het dossier vrij uniek maakte, was de grote investering op het terrein van veiligheid en bewaring en dit zonder dat het op voorhand aangevraagd moest wor­den aan de overheid. 

De aanpassingen

Langs één kant werd de muur op het gelijkvloers in het ou­de Toreke op twee plaatsen doorbroken om toegang te verlenen tot de nieuwe tentoonstellingszaal van ca 325 m2. Ten opzichte van het bestaande vloerniveau ligt de zaal 1,90 m lager, zodat zij bereikbaar is via een trap en voor mindervalide bezoekers met een elektrische traplift. Onmiddellijk aansluitend op deze zaal werd het museum­depot ingericht. Verdeeld over drie niveaus bedraagt de bruikbare oppervlakte 950 m2. Vanuit de tentoonstellings­zaal is de aanvoer van goederen mogelijk via een hydrauli­sche lift met een draagvermogen van 2800 kg. Langs een aparte hal kan men vanuit de grote zaal het depot berei­ken met de trap of een personenlift. 

Voor de depotinrichting werd rekening gehouden met de bestaande structuren. Vooral de aanwezigheid van de vele betonnen en stalen pijlers die vroeger aangebracht waren om de draagkracht van de vloeren te versterken, gaven hierbij problemen. Het gelijkvloers wordt verdeeld in drie zones: het centrale deel is een laad- en losruimte die aan­sluiting heeft op de straat en aan de andere zijde met de lasten lift op de tentoonstellingszaal. 

Links van deze zone wordt een ruimte voorbehouden voor de berging van het anorganische materiaal. Vooral de ster­ke aangroei van de archeologische collectie was richting­gevend voor de uitrusting van deze zone. Rechts van de centrale zaal werd een atelier ingericht en een stapelplaats voor het tentoonstellingsmateriaal als vitrines, sokkels etc. Grosso modo wordt het organische deel van de museum­verzameling opgeslagen op de eerste verdieping. Oude meubelen worden gestapeld op de bovenste verdieping. 

De beveiliging

Aan de technische uitrusting van de tentoonstellingszaal en van het depot werd de grootste aandacht besteed. Wij achten ons gelukkig dat het stadsbestuur instemde met de zware investeringen in een domein dat niet onmiddellijk voor het grote publiek toegankelijk is. Alle ruimten wer­den voorzien van een klimaatregeling met centrale instel­ling en met de mogelijkheid om per ruimte te corrigeren. Een computergestuurde lichtinstallatie laat toe om het aantal Lux te bepalen. Uiteraard werd alleen gebruik ge­maakt van UV-werende verlichting. Het vernieuwde muse­um werd bovendien uitgerust met een nieuwe inbraak- en branddetectieïnstallatie en met een installatie voor toe­gangscontrole. Tenslotte werd een camerabewaking geïn­stalleerd doorheen het hele museum. 

Data

Het volledige dossier betreffende de uitbreiding van het Toreke werd in de gemeenteraad van 29 mei 1997 una­niem goedgekeurd. Hiermee ging een investeringskrediet gepaard van 66.000.000 BEF. Voor de inrichting van het de­pot en van de opstelling van de tentoonstelling beschikt het museum over een krediet van 21.000.000 BEF. Begin oktober 1997 werden de werken aangevat. De definitieve oplevering van de werf vond plaats op 12 maart 1999. 

Op dit ogenblik wordt alles in het werk gesteld om het museum voor het publiek toegankelijk te maken tegen de herfst van 1999. Op dat moment zal Tienen beschikken over de basisvoorwaarden om een modern en actueel museumbeleid te voeren. De realisatie van het project is daar de eerste stap toe; de oprichting van het Suiker­museum een volgende etappe. Het zijn boeiende en span­nende tijden voor het museumteam in Tienen! 

Download hier de pdf

Stedelijk museum 'Het Toreke', Tienen.pdf