Gaslon Desnerck, de eerste conservator, bouwde een unieke reeks modellen die een trouwe wee1·gave zijn van de historische Vlaamse vissersvaartuigen. Ondertussen had hel gemeentebestuur van Oostduinkerke heel wat km1stwerken aangekocht. Artiesten als Louis Arlan, Edgard Farasijn, Albert Crahay, Aloïs Boudry en anderen wisten hel leven op en rond zee op meesterlijke wijze te vereeuwigen. Vanuit visserijmiddens en oude scheepstimmerwerven werden heel wat objecten en foto's binnengebracht.
Gedurende de eerste eeuwen van onze tijdrekening visten de Noordzeekustbewoners om in hun eigen levensonderhoud te voorzien. Het eerste vaartuig van de chronologisch opgestelde verzameling heet 'het schip van Brugge'. Wrakstukken van deze open boot uit de 2e eeuw, werden in 1899 in Brugge opgegraven.
In de Nieuwpoortse tol brieven van 1163 wordt de "Buza" vermeld. Het invoeren van het haringkaken aan boord van de vaartuigen, eind 14e eeuw, vereiste aangepaste schepen. De haringbuizen werden groter. Met duizenden boorden de haringen zich met de kop in de drijfnetten vast. Eenmaal aan boord werden de haringen ontdaan van kieuwen en ingewanden in tonnen gevuld met gezouten water gestopt. Aan het einde van de 16de eeuw kwam de haringvisserij in Vlaanderen in grote moeilijkheden door de Godsdienst oorlog tussen Spanje en Nederland. Het bedrijf kwam tot volle ontwikkeling in Nederland.
Naast de grote visserij bleef de kleine visserij - de 'visserij te verse' - altijd bestaan. Hiervan getuigen modellen als de Oostendse, de Blankenbergse en de Heistse schuiten. Al deze logge en zware platbodems zijn directe nazaten van de vroegste Vlaamse vissersvaartuigen. Over de Blankenbergse en Heistse schuiten schrijft G.F. Verhoeven in 1780: "Hun vaartuigen zijn ronde, open schuiten, zonder dek, waarin die arme lieden aan bijtende koude, hagel en sneeuw, en aan alle ongemakken van het jaargetijde blootgesteld zijn ... ". In 1780 telde men in Blankenberge 73 schuiten.