De samenstellers willen met deze tentoonstelling in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen vijf eeuwen vergeten kunstgeschiedenis in beeld brengen, maar als bezoeker blijft je een beetje op je honger zitten.
De tentoonstelling is het eerste grote overzicht van kunst van vrouwen in de Nederlanden over een periode van bijna vijf eeuwen. Zonder twijfel wordt hier pionierswerk geleverd. Aan het bij elkaar brengen van alle deze kunstwerken moet een enorm zoekwerk vooraf gegaan zijn. Verschillende specialisten uit musea en universiteiten hebben er dan ook voor samengewerkt. Ook Gynaika v.z.w., een organisatie die zich sinds een vijftal jaren inzet voor de belangen van vrouwelijke kunstenaars, nam een belangrijk deel van het werk op zich.
Het is verwonderlijk dat pas in de jaren zeventig voor het eerst aandacht werd besteed aan het aandeel van vrouwen in de kunstwereld. Hierbij wordt niet gedacht aan de zogenaamde artes minores die eerder tot de vrouwelijke traditie behoren maar aan kunsttakken zoals schilder- en beeldhouwkunst. Dat tachtig procent van de 300 tentoongestelde werken nooit eerder werd geëxposeerd, maakt duidelijk dat vrouwelijke kunstenaars inderdaad stiefmoederlijk behandeld worden bij het samenstellen van tentoonstellingen. Een praktische reden hiervoor kan de beperkte aanwezigheid van werk van vrouwen in openbare collecties zijn. De bezoeker kan immers vaststellen dat een gebrek aan picturale kwaliteiten niet de oorzaak kan zijn, want vele van de getoonde werken zijn van een hoog artistiek gehalte. Deze indruk krijgt men vooral voor de oude kunst en de werken tot het begin van deze eeuw. De recentste werken kunnen minder overtuigen.
Kunstenaressen die bijblijven, zijn voor de vroegste periode de Haarlemse Judith Leyster (1609-1660) die uitzonderlijk niet uit een kunstenaarsfamilie stamde maar wel huwde met een succesrijk schilder van genretaferelen. En van Michaelina Woutiers, werkzaam ca.1640-60, zijn een portret en, uitzonderlijk voor vrouwelijke schilders, historiestukken te zien. Binnen het stilleven, het genre waarin vrouwen zich blijkbaar beter thuis voelden, zijn de werken van de Antwerpse Clara Peeters (ca. 1580-ca.1657) opmerkelijk. Interessante vertegenwoordigsters van rond 1900 zijn de Amsterdamse Thérèse Schwartze (1851-1918) die zich net als haar vader ontplooide tot een virtuoze portrettiste en de Vlaamse Louise De Hem (1866-1922) die heel wat onderscheidingen kreeg. Het werk van verschillende navolgsters van de Luministische School van Emile Claus zoals Jenny Montigny (1875-1937) en Anna de Weert (1867-1950) kreeg wel reeds aandacht bij overzichtstentoonstellingen maar is zeker hier ook op zijn plaats.
De samenstellers hadden de ambitie om vanuit een veelheid van invalshoeken een overzicht te bieden van vrouwelijke artistieke activiteit in de beide Nederlanden in de betroken periode. Het is tijdens de rondgang niet altijd duidelijk wat bij de keuze heeft geprimeerd: het artistieke of de vrouwelijke activiteit. Dat beiden niet noodzakelijk synoniem zijn, bewijzen enkele werken. Zo is het uitgekozen werk van de in Zwolle actieve Cornelia Van Marle (1661-98) en Sophia Holt (1658-1734) ronduit slecht geschilderd. Mogelijk is er een historische reden om deze werken toch op te nemen, maar die wil je als bezoeker dan graag vernemen. Hierbij komen we bij het grote minpunt van deze tentoonstelling, nl. het totale gebrek aan uitleg in de zalen. De bezoeker wordt volledig aan zijn lot overgelaten wanneer hij geen beroep wil doen op een audiogids of rondleiding.
Vragen die spontaan opkomen zijn o.a. wat is er specifiek aan de verzamelde werken en is er een verschil vast te stellen met mannelijke kunstenaars? Was de keuze voor stillevens en landschappen vrij of bepaald door buitenaf? Was hun milieu veelal bepalend voor het kiezen voor het artistieke, waren ze aangesloten bij een gilde?
Antwoord op deze vragen kan men vinden in de catalogus maar het is onmogelijk om dit omvangrijk boekwerk als leidraad bij het bezoek te gebruiken. Hierin vindt men ook interessante biografische gegevens over de vrouwen in kwestie. Gezien het thema van de tentoonstelling had bij enkele van de opmerkelijkste kunstenaressen deze informatie ook in de zalen niet mogen ontbreken.