Met een monumentale biografie en een uitgelezen tentoonstelling krijgt Jozef Peeters (1895-1960) op overtuigende wijze erkenning voor zijn pioniersrol in de ontwikkeling van de abstracte kunst in ons land. Hijzelf zou zijn betekenis nog hoger hebben ingeschat, maar dat was nu eenmaal zijn temperament.
Een monument voor Jozef Peeters - Tentoonstelling en boek
Abstractie te kijk
Eerst was er het boek, een imposant werkstuk van kunsthistoricus Peter J.H. Pauwels. De tentoonstelling is er een aantrekkelijke illustratie van. FIBAC, het keurige Art Centre in Berchem-Antwerpen, heeft uit de eigen collectie alle werken geselecteerd die behoren tot die eerste golf abstracte kunst in België. Het ensemble wordt vervolledigd met stukken uit de verzameling van galeriehouder Ronny Van de Velde en enkele andere privécollecties. Het levert een totaalbeeld op dat in deze sobere interbellumarchitectuur wonderwel tot zijn recht komt.
‘Tegen den Tingeltangel’
Het boek zelf is een opmerkelijk werkstuk. Dan refereer ik niet alleen naar de uiterlijke verschijning ervan: groot formaat, verzorgde bladspiegel, correcte kleurweergave. Het is een afspiegeling van de gedrevenheid van de partners van dit project. Tot zover het koffietafelgehalte van deze uitgave. En nu de inhoud, met een titel die meteen kleur bekent: Jozef Peeters en de strijd tegen den Tingeltangel.
Het is een dooddoener, maar toch. Deze monografie is er een waar wij al lang op zaten te wachten. Zij vult op voorbeeldige wijze een lacune aan in onze kennis van de abstracte kunst in ons land. Jozef Peeters was een van de pioniers van die kunststroming. Zijn eigen overtuiging reikte zelfs verder: hij was niet enkel de bedenker van haar zuiverste expressie, maar ook de eerste beoefenaar ervan in onze gewesten. Hij kon niet begrijpen dat niet iedereen inzag dat hem eveneens het leiderschap van de beweging toekwam. Dat hij in het kunstenaarsmilieu niet enkel vrienden telde is een understatement.
Zelfverheerlijking is een van de opvallendste karaktertrekken van Jozef Peeters. Al zijn pogingen om op het hoogste schavotje te staan hebben de perceptie van zijn werk meer geschaad dan gediend. Het beeld dat wij van hem hebben is dat van een zelfingenomen querulant, een koppige uitdrager van het eigen grote gelijk. In dit werk heeft Pauwels de mythevorming van bijna een volle eeuw ontmanteld. Hij heeft de artistieke loopbaan van Jozef Peeters gereconstrueerd, de polemieken rond abstractie in binnen- en buitenland in een juist perspectief geplaatst en last but not least het moeizame pad van de herontdekking van Peeters als pionier beschreven, zonder weglating van gênante officiële uitschuivers.
Van JP tot PPP
Voor het eerst wordt grondig ingegaan op de vroege jaren van Jozef Peeters: het familiaal milieu, de academietijd en het ontluikend talent. In het boek staat een foto waar je niet naast kan kijken, het spreekt boekdelen. In 1910 heeft de jonge Peeters een eerste prijs behaald op de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. De vijftienjarige laureaat poseert parmantig in een onwaarschijnlijk kader. Hij staat er omringd door een weelde aan bloemstukken en kransen; op een tafeltje naast hem ligt een indrukwekkende stapel prijsboeken. Onbeschroomd kijkt de jongeling recht in de camera. Hij is geenszins onder de indruk. Dit is wat mij rechtmatig toekomt, zie je hem denken. Die zelfzekere houding zal daarna nooit meer veranderen.
Dan ontdekt hij de liefde, de ware liefde: Pelagie Pruym. En dit is nog een primeur in het boek, het traditionele beeld van Pelagie wordt op overtuigende wijze bijgesteld. Uit alle getuigenissen blijkt dat zij overal en altijd tegenwoordig was, een hinderlijke maar onontkoombare figuur. Het koppel wordt smalend PPP genoemd. Nu ontdekken wij Pelagies ware persoonlijkheid en de niet-geringe rol die zij in het leven van haar man gespeeld heeft. Wij maken kennis met een getalenteerde, gedreven en temperamentvolle vrouw. Zij is werkzaam in het Stedelijk Onderwijs te Antwerpen en zorgt zo voor een vast inkomen in het huisgezin. Tijdens de legerdienst van haar man in 1919-1920, neemt zij zelfs het secretariaat waar van de Kring Moderne Kunst (gesticht door Jozef Peeters en architect Paul Smekens in september 1918). Zij onderhoudt de nodige contacten, lost problemen op, kortom houdt de winkel draaiende. Zij zal het ook mogelijk maken dat Peeters en Seuphor in 1922 de Berlijnse avant-gardisten gaan opzoeken in hun thuisstad. Zij reist trouwens mee, om de expeditie op de rails te houden.
Drukke tijden
In 1918 begint voor Jozef Peeters een decade van intense artistieke bedrijvigheid. We vermeldden al de stichting van de Kunstkring Moderne Kunst in 1918. Antwerpen ontwaakt als avant-garde-stad, met figuren als Paul van Ostaijen, de gebroeders Oscar en Floris Jespers, Paul Joostens, Jos Leonard en vele anderen. Het artistieke netwerk van Jozef Peeters krijgt vorm. In 1919 heeft hij contact met de redacteuren van De Stijl. Theo van Doesburg aanvaardt Peeters’ uitnodiging om een voordracht te houden in Antwerpen. Dan gaat het heel vlug: contacten met Marinetti en de futuristen in Italië, met de groep Der Sturm in Berlijn. Bondgenootschappen worden gesmeed, met evenveel knetterende ruzies als logische bijwerking. Peeters organiseert kunstcongressen in Antwerpen en Brugge. Michel Seuphor biedt hem het co-redacteurschap aan van het tijdschrift Het Overzicht. Peeters heeft nu een volwaardige publicatie die hij als spreekbuis voor zijn denkbeelden gebruikt. Het Overzicht neemt plaats in een Europees netwerk van gelijkgezinde publicaties. Het project eindigt in ruzie en Seuphor blaast de aftocht naar Parijs. Meteen staat Peeters aan het roer van een nieuw tijdschrift: De Driehoek, in samenwerking met Paul van Ostaijen en Eddy du Perron (zowel redacteur als geldschieter). Ook die haken af. Het is intussen 1926 en de belangstelling voor de abstracte kunst kalft af. Zonder financiële middelen droogt Peeters’ artistieke netwerk op. Als schilder is hij intussen geëvolueerd van symbolisme, onder invloed van theosofische denkbeelden, via futurisme tot abstractie die hij aanvankelijk Gemeenschapskunst noemt, later constructivisme, de term die elders gangbaar is. Peeters en consoorten schermen met artikels, manifesten en banbliksems.
Het is een pluspunt dat Pauwels belangrijke uittreksels uit die strijdliteratuur citeert, ze soms integraal meegeeft. De toon spreekt boekdelen: gezwollen, radicaal en soms een tikkeltje verward. In zijn brieven aan Michel Seuphor brengt Paul Joostens verslag uit over wat gaande is in Antwerpen en voert ons rechtstreeks in het atelier van Jozef Peeters. De parodieën van de Meester in volle actie zijn hilarisch, terwijl zo ook de sfeer zeer exact weergegeven.
Weg van de Kunst
Het einde van de jaren ’20 brengt een volledige ommezwaai in het bestaan en de carrière van Jozef Peeters. Hij houdt op met schilderen en wordt huisman. Deze radicale beslissing wordt door de auteur in een juist perspectief geplaatst. Twee factoren geven de doorslag. Er is de wankele gezondheidstoestand van Pelagie en vooral het veranderde artistieke klimaat. Pelagie herstelt van een moeilijke zwangerschap. Terwijl zij op krachten komt neemt Peeters de huiselijke taken over en zorgt voor de opvoeding van de kinderen. Meestal wordt aan het feit voorbijgegaan dat Pelagie na die twee jaar haar rol als kostwinner opnieuw opneemt. Maar Peeters zorgt verder voor de opvoeding van de kinderen en hij doet verder het huishouden. ‘Hij pelt de peekes van Pel’, ironiseert Joostens. Maar hij doet meer dan dat. Hij ontwerpt het meubilair van hun appartement, het speelgoed van de kinderen en creëert een van zijn meesterwerken: de beschildering van hun woning. Met aangepaste en in elkaar vervlochten kleurenvlakken tovert hij de hele woning om tot een coherent constructivistisch geheel. Wanneer Seuphor hem in de jaren ’50 bezoekt (zij hebben zich intussen met elkaar verzoend), merkt hij bewonderend op dat Peeters in een van zijn schilderijen woont.
Een moeizame wedergeboorte
Even belangwekkend als de juiste duiding van de artistieke activiteit van Jozef Peeters is de beschrijving van de geleidelijke herontdekking van zijn werk in de loop der jaren ’50. Wij kunnen het ons vandaag amper indenken, maar in die dagen wordt het bestaan van de vroege abstractie door de officiële kunstgeschiedenis volledig doodgezwegen. Het zijn critici zoals Maurits Bilcke, en Michel Seuphor en kunstenaars zoals Jo Delahaut en de jongeren van G-58 die het tij doen keren. Beschamend is daarentegen de manier waarop Peeters door het Museum voor Schone Kunsten in eigen stad wordt behandeld. De directeur toont interesse voor zijn werk, overweegt zelfs aankoop. Peeters wil als geste er nog een schenking bovenop doen. Dan volgt de botte afwijzing: “De commissie meent de aankoop streng te moeten beperken tot werken van kunstenaars die bijzonder representatief zijn voor de evolutie van onze kunst.” Deelname aan de grote overzichtstentoonstelling van Belgische Kunst op de Wereldtentoonstelling in 1958 zit er evenmin in. Voor de officiële kunstwereld bestaat hij gewoonweg niet. Gelukkig denken de jonge kunstenraars van G-58 daar anders over. Zij nodigen hem uit om met hen in het Hessenhuis tentoon te stellen. Zij erkennen hem onomwonden als een van hun voorlopers, al vindt hij het toch niet zo prettig dat Victor Servranckx dezelfde eer te beurt valt. De oude demonen steken weer de kop op, in afgezwakte versie.
Tentoonstelling
- Jozef Peeters en de strijd tegen den Tingeltangel - FIBAC
- De atelierflat van Jozef Peeters, De Gerlachekaai 8, 2000 Antwerpen is een must voor wie belangstelling stelt in abstracte kunst. Bezoek kan gereserveerd worden via Het Letterenhuis.
Boek
- Peter J. H. Pauwels, Jozef Peeters en de strijd tegen den tingeltangel. Het (inter)nationale netwerk van een Antwerps avantgardist in de jaren 1920, Galerie Ronny Van de Velde - Ludion, 2022.