Exact 500 jaar geleden maakte Albrecht Dürer (1471-1528) een grote reis doorheen de Lage Landen. Het was zijn laatste lange tocht, na reizen langs onder andere Colmar, Straatsburg en Venetië. In oktober 1520 ging hij naar Aken om de kroningsplechtigheden ter ere van Karel V bij te wonen. Een ideale aanleiding voor het Suermondt-Ludwig-Museum voor de tentoonstelling Dürer was hier. Later dit najaar gaat de expo met een uitbreiding over de Venetiëreis naar de National Gallery in Londen. Spijtig genoeg doet Antwerpen, waar Dürer ook verbleef, niet mee. Oorspronkelijk ging er wel een expo komen in Bozar in Brussel maar de coronacrisis en de dakbrand zorgden voor een annulering. Curator Katrien Lichtert maakte er dan maar een boek van, samen met Alexandra van Dongen, conservator bij het Boijmans Van Beuningen Museum in Rotterdam: De Blik van Dürer. Albrechts Dürers reis door de Nederlanden.
Het boek plaatst de reis van Dürer in het perspectief van de kunstenaarsreizen. Als gezel had hij al gereisd naar de regio van de Bovenrijn en later naar Italië. In de zomer van 1520 vertrekt hij met zijn vrouw Agnes en hun dienstmeisje voor een uitgebreide reis door de Nederlanden. Hij is dan een gerespecteerd kunstenaar van 49 jaar oud, op het toppunt van zijn roem. De reis van Dürer door de Nederlanden is uitzonderlijk goed gedocumenteerd omdat de meester zelf een notitieboekje bijhield, een reisdagboek waarin hij weliswaar vooral zijn uitgaven noteerde maar ook een glimp geeft van de mensen die hij ontmoette en de plekken die hij bezocht. Het boekt zoomt regelmatig in op de dagelijkse aspecten van zo’n reis maar plaatst die dan altijd in een grotere context. Zo leren we dat hij niet minder dan achttien verschillende valuta bij had. Dat muntgeld hield Dürer bij in een stokbeurs, een met leer of textiel beklede stok waaraan een aantal leren geldzakjes hingen. Iedere muntsoort kreeg dan een apart zakje. Soms liep het ook mis. Zo beschrijft Dürer dat zijn vrouw Agnes in de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwekerk werd beroofd van haar geldbeurs. Hij noteerde ook wie hij met stift en houtskool tekende en aan wie hij tekeningen of schilderijen gaf of verkocht. Terend op zijn roem betaalde Dürer zijn verblijf dikwijls in natura. Van de vele portretten die op de twee expo’s hangen kunnen we dankzij die notities de ontstaansgeschiedenis perfect reconstrueren.
Het boek staat ook stil bij een andere belangrijke bron van informatie en wat Dürer zelf een Büchlein noemde: een zilverstiftschetsboek. Op de nog overgebleven bladen kunnen we exotische dieren, gebouwen en landschappen bewonderen. De auteurs gaan ook dieper in op Dürers schrijf- en tekengerei en letterlijk op de blik van Dürer via zijn brillen.