De kelder was in de meeste gevallen een opslagplaats. De waterput komt er echter zelden in voor. De kelder vervulde echter duidelijk ook de functie van sokkelverdieping voor de bewoonbare niveaus. Daardoor bevindt de hoofdingang van de donjon zich meestal op de eerste verdieping, soms zelfs op de tweede. In vele gevallen bestaat de enige toegang uit een valluik. De verlichting is er zeer beperkt: meestal één lichtspleet, kleine rechthoekige vensters, soms ook een schietgat voor vuurwapens.
De ontvangstkamer bevindt zich meestal op de eerste verdieping, dus onmiddellijk boven de kelder. Het is geen ruimte waar grote receptie s werden gehouden, maar door de aanwezigheid van de hoofdingang op die hoogte was het meestal de ruimte waar eventuele bezoekers werden ontvangen. Die deur was aan de buitenzijde bereikbaar via een houten trap. Zij was de meest kwetsbare plek van de donjon. Zij kon dan ook aan de binnenzijde met één of twee houten schuifbalken worden geblokkeerd .
Je kan er wonen want er is een latrine
Op het residentieel niveau speelde zich het dagelijks leven af van de kasteelheer. Men vindt er dan ook altijd een schouw, voldoende verlichting, vaak ook muurkasten en nissen. Het element, dat, naast de schouw, toelaat om dit vertrek het gemakkelijkst te lokaliseren, is de aanwezigheid van de latrine , zodanig zelfs dat in woontorens met slechts één latrine ze altijd te vinden is op dit niveau. De vensters zijn er even talrijk en even groot als op het ontvangstniveau.