Op de platgetreden paden van de 'petite histoire' rond grote kunstverzamelingen tref je excentrieke, wereldvreemde en meestal steenrijke verzamelaars aan. Doorgaans schenken ze hoogbejaard hun kostbaarheden aan één of ander museum, tot groot ongenoegen van hun gefnuikte erfgenamen die nadien maar wat graag de nagedachtenis van hun harteloos familielid door de modder halen. Niets hiervan bij de verzameling Sztuki (Museum voor Schone Kunsten) van Lodz die naar aanleiding van Europalia Polen in het Museum voor Schone Kunsten van Gent te gast is. Hier liggen kunstenaars zelf aan de oorsprong van de verzameling.
Het was inderdaad de verdienste van het kunstenaarskoppel Wladyslaw Strzeseminski en Katarzyna Kobro dat een evenwichtige staalkaart van het hoofdzakelijk abstracte modernisme rond 1930 werd samengesteld. Noem het een gelukkig toeval dat de groep 'a.r.' (de handige afkorting staat voor een moeilijk leesbare Poolse benaming die zoveel wil zeggen als 'reële avant-garde / revolutionaire kunstenaars') door hen beiden gesticht, in contact stond met de groep 'Cercle et Carré' uit Parijs. 'Cercle et Carré', met als mentoren Michel Seuphor en Joaquin Torres-Garcia, ging graag in op Strzeminski's vraag of kunstenaars elk één werk aan een nieuw op te richten museum wilden afstaan. Seuphor en de Poolse auteur jan Brzekowski schuimden Montparnasse af; en met succes. Henryk Stazewski, een lid van 'Cercle et Carré', leverde in de loop van 1931 de rijke buit te Lodz af. Samen met de werken die a.r. in Polen verzameld had, stak het nieuwe museum met een onovertroffen collectie van 111 werken van wal.