Marcel Broodthaers (1924-1976) wordt beschouwd als de meest invloedrijke Belgische kunstenaar van de tweede helft van de twintigste eeuw. Ook vanuit het buitenland heeft hij erkenning gekregen. Getuige hiervan zijn de grote tentoonstellingsprojecten die het afgelopen decennium door toonaangevende buitenlandse musea werden georganiseerd (Minneapolis, Los Angeles, Madrid, Parijs, Barcelona, Düsseldorf, Berlijn... ).
De verwachtingen voor deze expositie zijn hooggespannen, want in feite kan je spreken over een 'home-coming' van deze kunstenaar. Het begin is alleszins zeer uitnodigend: bovenaan de monumentale trap, geflankeerd door palmbomen, toont een filmprojectie ons een rokende, zelfverzekerde Broodthaers. Het is alsof de gastheer ons opwacht. Als kunstenaar kan je hem niet zomaar catalogeren, daarvoor nam zijn werk teveel verschillende vormen aan: hij maakte objecten met eierschalen, mosselschelpen of steenkool, maakte foto's en films, maar was daarnaast ook actief als organisator van tentoonstellingen, 'happenings' en openbare debatten, schreef gedichten en open brieven, publiceerde boeken, enz.
Vergeten we niet dat hij als dichter is begonnen. Zelf begreep hij aanvankelijk niet waarom hij meer succes had als beeldend kunstenaar dan als schrijver/dichter. Getuige van zijn overstap is het werk 'Pense-Bête' (1964), dat we in het begin van de tentoonstelling zien, waar een pak van 50 exemplaren van zijn gelijknamige dichtbundel werd in gepleisterd. De bezoeker wordt het onmogelijk gemaakt om het boek te lezen zonder het plastisch aspect te vernietigen.
Broodthaers hield er een heel eigen visie op na betreffende musea. Zo richtte hij in zijn huis een eigen museum in: 'Musée d'Art Moderne, Département des Aigles' dat aanvankelijk uitsluitend bestond uit een aantal lege transportkisten en postkaarten. Hiermee bekritiseerde hij de musea; niet alleen hun toestand maar ook hun structuur. Dit fictieve museum wordt de spil van waaruit hij bijeenkomsten gaat organiseren, brieven schrijven, boeken publiceren, enz. De volgende jaren opent hij in verschillende tentoonstellingen telkens nieuwe afdelingen, zoals in 1972 in Düsseldorf waar het Musée d'Art Moderne des Aigles - section des figures - ons een 300-tal uiteenlopende beelden van arenden toonde.