Manfred Sellink over Vlaamse meestertekeningen uit Boijmans Van Beuningen in Arentshuis: "Je zit op de huid van de denkende en tandenkarsende kunstenaar".
Wie het scheppingsproces van een klassiek schilder wil doorgronden, kan niet om zijn tekeningen heen. Dat geldt zeker voor Rubens, Jordaens, Van Dyck en de andere Vlaamse kunstenaars uit de Gouden zeventiende eeuw, van wie in het Brugse Arentshuis een vijftigtal meesterwerken uit het Prentenkabinet van het Rotterdamse museum Boijmans-Van Beuningen worden getoond. De 'dépendance' van het Groeningemuseum leent zich uitstekend voor dit soort intimistische exposities. Manfred Sellink maakte een scherpe keuze. Vooraleer hij artistiek directeur werd van de Brugse musea, was hij tien jaar hoofdconservator prent- en tekenkunst van de vermaarde Rotterdamse verzameling.
"De Vlaamse tekenkunst is in de Belgische musea ondervertegenwoordigd," stelt hij vast. "Belangrijke eigen collecties zijn zeldzaam en ook het aantal tentoonstellingen over dit thema is beperkt. Toen het Rubenshuis enkele jaren geleden uitpakte met Meestertekeningen van Jan Van Eyck tot Hieronymus Bosch waren de meeste werken afkomstig van buitenlandse bruikleengevers. Het museum Boijmans Van Beuningen heeft daarentegen een kleine driehonderd tekeningen van zeventiende-eeuwse Vlaamse meesters in zijn bezit. Die zijn onlangs vanuit zoveel mogelijk wetenschappelijke invalshoeken bestudeerd en in kaart gebracht. Daaruit heb ik er twaalf van Rubens en evenveel van Jordaens en Antoon van Dyck geselecteerd. Bovendien zijn ook enkele andere talentrijke tijdgenoten zoals Abraham van Diepenbeek, Lucas van Uden, Jan Grasmus Quellinius, Paulus Pontius en Frans Snyders met één of twee werken vertegenwoordigd. Elke tekening krijgt voldoende ademruimte zodat de bezoeker niet overbelast wordt en hij rustig in iedere zaal - of laten we het beter 'kamer' noemen - kan verwijlen."
De meest diverse types komen aan bod. Schetsbladen met kopieën en studies, die zijn geïnspireerd op beroemde voorgangers als Titiaan en Michelangelo, worden afgewisseld met landschappen en portretten. De tentoonstelling focust niet alleen op de individuele tekenaars, maar ook op de bedrijvigheid in de ateliers. De tekenaars pasten uiteenlopende technieken toe. Voor zijn Portret van een jonge vrouw, dat één van de hoogtepunten is op deze expositie, gebruikte Rubens drie krijtkleuren en witte dekverf. Van Dyck maakte compositieschetsen met penseel en inkt. Jordaens voegde waterverf aan zijn krijt toe.