In de reeks IS GETEKEND duikelt kunsthistoricus Frank Huygens de wondere wijde wereld van tekening en grafiek in op zoek naar curieuze toestanden, dwarse verbanden en onbekende pareltjes. Van de Vlaamse Primitieven tot tattoo, van houtgravure tot potloodkrabbel, van incunabel tot stripverhaal, van verzamelaar tot museum. Alles moet kunnen, niets moet weg. Deze maand: Stef Vanstiphout.
IS GETEKEND - Illustrator Stef Vanstiphout zoekt het verderop
Nog tot 16 mei 2021 loopt in Het Stadsmus te Hasselt een tentoonstelling over de Vlaamse illustrator Stef Vanstiphout (1931-1995). Momenteel kent niemand deze jeugdboekillustrator-cartoonist-karikaturist meer. Toch heeft elke jongere in de jaren zestig en zeventig wel een jeugdboek met zijn illustraties in handen gehad. Aan de volwassen lezers van het satirische weekblad ’t Pallieterke ontlokte Stef een grimlach met zijn amusante cartoons. Tot hij in 1981, geveld door jongdementie, de tekenpen moet neerleggen.
Volgens de curator van de expo, tevens ondergetekende, is hij de missing link tussen de brave tekenaars van weleer en André Sollie, peetvader van de hedendaagse illustrators in Vlaanderen. Stef schopt het zover omdat hij, anders dan zijn tijdgenoten, vlot de grens oversteekt. Toen was het gras daar groener, toch wat tekenwerk betreft.
Reeds in de jaren zestig schrikt Stef er niet voor terug om bevreemdende illustraties te maken voor klassieke avonturenjeugdboeken. Zelfs nu moet je aandachtig uitzoeken waar het om gaat. In die jaren waarin het Vlaamse jeugdboek nog wat braafjes aan doet, vallen die tekstafbeeldingen uit de toon.
Eerst kijkt Stef naar Nederland, waar hij valt voor de charmes van illustratrice Fiep Westendorp die in 1952 de avonturen van Jip en Janneke van Annie M.G. Schmidt begint te illustreren. Mogelijk leert Stef haar kennen via covers van de Prisma pockets die zich vlot in Vlaanderen verspreiden. Haar hoekige figuurtjes met ronde oogjes duiken omstreeks 1965 bij Stef op.
Stef, die nooit kijkt op een lijntje meer of minder, apprecieert wellicht ook de Prismapocket-covers van Westendorps collega’s Eppo Doeve en Friso Henstra. Die geroutineerde tekenaars munten uit in een ragfijne lijn met de kracht van een expressionistische gravure. Bij Stef wordt het niet zo scherp lineair als bij de Nederlandse tekenaars. Steeds gaat hij met die vele lijntjes en arceringen aan het modelleren. Wellicht speelt zijn jeugdliefde voor soepel getekende strips in het weekblad Robbedoes onderhuids mee.
In de jaren 1970 kijkt Stef een andere richting uit. Mogelijk drijft zijn abonnement op de Amerikaanse Playboy hem over de diepe oceaan, richting Verenigde Staten. Hoe het ook zij, hij belandt bij het satirisch-hilarische stripmagazine Mad, dat sinds 1964 ook in een Nederlandse versie verschijnt. Hier ontmoet hij de bij leven reeds legendarische Jack Davis die ook regelmatig kleurrijke cartoons voor Playboy levert. Zijn drukdoende illustraties vol amusante details blazen nieuw leven in Stefs cartoons voor ’t Pallieterke. Energieke personen met beweeglijke spillebenen torsen een groot karikaturaal hoofd. Iedereen loopt te hoop.
Meer dan eens bezondigt Stef zich aan plagiaat. Als postuum excuus voor dit natekenwerk breng ik graag aan dat een voltijdse freelance illustrator toen gedoemd was om snel te werken om voldoende brood op de plank te krijgen. Jarenlang was het voor een tekenaar in pers en jeugdboek geen vetpot. Velen waren geroepen, weinigen hielden het zo lang vol als Stef. Maar zodra de eerste kennismaking met een inspirerende collega achter de rug is, verweeft hij de nieuwe ontdekking in zijn eigen stijl.
In 1969 besluit de Antwerpse Uitgeverij L. Opdebeek haar oude held Jan zonder Vrees nieuw leven in te blazen. De beste jeugdboekauteurs gaan aan de slag. Na de stroeve illustraties van Willem Dolphyn mag er best wat meer leven in de brouwerij. De uitgever trekt Stef aan, die meteen een versnelling hoger schakelt. In de geschilderde covers dient hij zich wat in te tomen. Jan moet er immers duidelijk herkenbaar bij staan. Binnenin gaat Stef echter flink zijn gang. Hij injecteert de spannende avonturen met een flinke scheut griezel, op het randje van horror, tot dan ongezien in een Vlaams jeugdboek.
Hiervoor trekt Stef een andere lade open. Uit de Amerikaanse horrorstriptijdschriften Creepy en Eerie doemen griezels uit schimmige kelders op. Eens te meer valt hij als een blok voor virtuoos tekenwerk, nu van de hand van Spaanse striptekenaars als Esteban Maroto, José Ortiz en Luis Bermejo. Die stripauteurs zijn verbonden aan het Spaanse agentschap Selecciones Illustrada die vanaf 1971 tientallen horrorstrips leveren voor de Amerikaanse stripbladen Creepy, Eerie en Vampirella. Verscholen achter keurige covers tekent Vanstiphout vanuit een bevreemdend gezichtspunt in zenuwachtige lijnen beklemmende taferelen.
Met een haast kinderlijke nieuwsgierigheid verkent Stef het werk van bijzondere illustrators en striptekenaars. Hij biedt de opdrachtgever wat hij wenst, maar tracht tegelijkertijd buiten de lijntjes te kleuren. Telkens hij wat artistieke vrijheid krijgt, gaat hij er volledig voor.
Hier toont hij zich niet alleen een vakman maar ook een geïnspireerde tekenaar met een open geest en blik. Stef blijft voortdurend om zich heen kijken, nooit te oud om te leren. Tot dementie een abrupt eind brengt aan zijn gedreven tekenplezier.