500 jaar geleden werd Andreas Vesalius (1514-1564) geboren. Leuven viert de verjaardag van een van haar invloedrijkste alumni met een tentoonstelling in M.
De anatoom ontleed - Vesalius in M Leuven
Fascinatie voor het knekelveld
Toen vader Andreas van Wesele op 31 december 1514 zijn zoon Andries zag ter wereld komen, wist hij dat die voorbestemd was voor een toekomst in de geneeskunde. Hoe kon het anders: grootvader Everaert was lijfarts van Maria van Bourgondië en Maximiliaan van Oostenrijk, overgrootvader Johannes was professor geneeskunde in Leuven en hijzelf de hofapotheker van Karel V. De loopbaan van de pasgeborene was bezegeld: Vesalius werd de invloedrijkste geneeskundige van de renaissance.
Andreas Vesalius groeide op in Brussel, in het Helle Straetken bij de Galgenberg. Zo kwam hij al jong in contact met de gehangenen die hem zijn hele loopbaan zouden bezighouden. Hij startte in 1529 zijn studies artes (filosofie en rechten) aan het Pedagogium Castri in Leuven. Tegelijkertijd volgde hij aan het Collegium Trilingue Grieks, Latijn en beperkt Hebreeuws. Vesalius ging geneeskunde studeren in Parijs onder Jacobus Sylvius (1478-1555) en Johannes Gunterius Andernacus (1487-1575). Medisch onderwijs was toen gebaseerd op de meer dan tweehonderdvijftig geschriften van Galenus. Terwijl twee eeuwen eerder aan Italiaanse universiteiten geleerden als Mondino de Luzzi (ca. 1270-1326) al lijkschouwingen uitvoerden, hield de Parijse universiteit hardnekkig vast aan die Griekse arts uit de tweede eeuw. De lesgevers schreven verschillen tussen Galenus en de realiteit toe aan de beperkingen van de menselijke waarneming. Vesalius stond sceptisch tegenover dit dogmatisme. Daarom schuimde hij ‘s nachts de executieplaats van Montfaucon af, of trotseerde hij woeste honden op de Cemetière des Saints Innocents, op zoek naar botten en lijken om te bestuderen.
Zijn dissecties zette hij voort nadat een oorlog tussen Karel V en Frans I van Frankrijk hem terug naar Brabant dwong. In Leuven bouwde hij zijn eerste skelet uit een lichaam dat hij van een galgenveld smokkelde. Dit geraamte schonk hij aan de Leuvense arts Gisbertus Carbo (Ghysbrecht Colen). In 1537 studeerde Vesalius af onder Johannes von Andemech met de thesis Paraphrasis in nonum librum Rhazae, over het negende boek van de Perzische arts Rhazes aan de koning der Amensoren. Hetzelfde jaar trok de geneeskundige naar de Universiteit van Padua, waar hij doctoreerde en Paolo Colombo opvolgde op de leerstoel heelkunde.
In Padua kon Vesalius anatomisch onderzoek doen op terdoodveroordeelden. Na de dissectie van een achttienjarige jongeman in de winter van 1538 publiceerde hij bij uitgever Bernardus Vitalis in Venetië Tabulae Anatomicae Seks, als illustratie bij zijn lessen. Hierin combineerde hij eigen anatomische tekeningen met skeletfiguren door Johan Stefan van Kalkar (ca. 1499-1545/1550), een leerling van Titiaan. Naarmate hij meer lichamen onderzocht, raakte hij ervan overtuigd dat Galenus zich op dieren baseerde. Ondanks een blijvend respect voor de ‘prins der anatomen’, ging Vesalius enkel nog uit van zijn eigen waarnemingen.
Onder invloed van het humanisme, waarmee hij in aanraking kwam in Leuven, verliet Vesalius de middeleeuwse hiërarchie tussen onsterfelijke ziel en een vergankelijk lichaam als omhulsel. Geen wonder dat hij in één adem genoemd wordt met Galilei, Kepler, Newton en Copernicus, humanisten die het wereld- en mensbeeld radicaal overhoop haalden. Allemaal zochten ze bouwstenen van het bestaan via zintuiglijke waarnemingen in plaats van slaafs dogma’s te accepteren.
Over de bouw van het menselijke lichaam
Vesalius was amper negenentwintig toen zijn baanbrekende De Humani Corporis Fabrica Libri septem verscheen. De eerste druk van zijn magnus opus verscheen in augustus 1543, hetzelfde jaar als Copernicus’ De Revolutionibus Orbium Coelestium. De uitgever was zijn persoonlijke vriend en professor klassieke filologie Johannes Oporinus (1507-1568). Het werk verscheen in Bazel, in de zestiende eeuw een toonaangevend uitgeverscentrum. Vesalius liet hiervoor de kostbare houtsneden over de Alpen transporteren, en schreef in augustus 1542 aan Oporinus dat het manuscript op weg was. Het eerste exemplaar, ingebonden in keizerlijk purper, schonk hij aan Karel V, bij wie hij een jaar later in dienst zou treden. De zevenhonderdzestig bladzijden zijn verlucht met meer dan tweehonderd houtsneden en rijkelijke initialen. Geen enkel vroeger anatomisch werk was zo visueel: elke beschrijving begint bij de afbeelding.
De houtsneden zijn van uitzonderlijke artistieke kwaliteit en rijkdom. Vermoedelijk vertoefde de kunstenaar die de illustraties ontwierp in de kringen rond Titiaan. Opnieuw valt de naam van Johan Stefan van Kalkar. Waar in Tabulae Anatomicae Sex de illustrator expliciet vermeld is, zwijgt de Fabrica hierover. Het is niet onwaarschijnlijk dat meerdere kunstenaars bijdroegen, waaronder Vesalius zelf. Op de titelpagina voert hij centraal een dissectie uit op een vrouwenlichaam in een opgewonden massa. Boven het lijk prijkt een imposant geraamte met een staf. De titel staat tussen twee leeuwen van San Marco, het symbool voor Venetië. Boven de titel hangt Vesalius’ wapenschild met drie wezels. De ossenkop eronder verwijst naar de voormalige herberg in Padua waar de medische faculteit lag. Linksboven, op het tweede niveau van de architectuur, staan de initialen van de uitgever.
Opvallend zijn veertien houtsneden van zogenaamde ‘spiermannen’. Die paginavullende gevilde lichamen zijn niet louter wetenschappelijk studiemateriaal, maar levendige spiermassa’s die het achterliggende landschap domineren. De prenten vormen naast elkaar een panoramisch zicht, waarschijnlijk op de Eugenische heuvels bij Venetië en Padua. Als landschapschilder wordt vaak Domenico Campagnola (ca. 1500-1564) aangeduid, uit het atelier van Titiaan, maar ook dit is onzeker. De spiermannen verraden een fascinatie voor de mechanismen van het leven. Dit contrasteert met de aanwezigheid van de dood in de drie theatrale skeletten. Zo leunt een skelet op een Griekse plint met de hand op een schedel. Het geraamte dient als anatomisch voorbeeld, maar is tegelijk een memento mori. De verluchte initialen in de Fabrica verwijzen dan weer naar de anatomische praktijk. Zo zien we putti die botten verzamelen op een kerkhof of een long opblazen.
De Humani Corporis Fabrica past in de heropleving van de klassieke oudheid tijdens de renaissance. De eng-christelijke visie ruimde plaats voor de humanistische mens met de Griekse oudheid als schoonheidsideaal. Ontdaan van hun vel poseren de spiermannen en skeletten sierlijk als Grieks marmer in een tijdloos landschap. Om dit realistisch te visualiseren, moest Vesalius skeletten opbinden. Dit realisme had niet enkel invloed op de medische kennis, maar gaf schilders en beeldhouwers de kans spieren en skeletten te bestuderen.
Markus Schinwald
Gelijktijdig met Vesalius organiseert M een tentoonstelling met het werk van de hedendaagse kunstenaar Markus Schinwald (°1973, Salzburg). Hij houdt zich in zijn werk bezig met het menselijk lichaam, de manier waarop het is ingebed in de culturele context en de hoe het zich verhoudt tot de ruimte. Door vervreemding en fragmentatie tracht Schinwald het normale en de perceptie hiervan te manipuleren en te veranderen om zo nieuwe niveaus van de werkelijkheid te kunnen ervaren. Regelmatig herleidt hij personages tot marionetachtige figuren, en brengt hij sculpturen tot leven. Een decor of setting is voor de kunstenaar nauw verbonden met een zekere psychologie of persoonlijkheid. De mogelijkheden en beperkingen van lichamen in de ruimte is een rode draad doorheen zijn werk. Schinwald brengt zowel schilderijen, grafiek, videowerk en sculpturaal werk die op beperkingen, de aanpasbaarheid en mogelijkheden van het lichaam focussen.
Lijkschouwingen als volksvermaak
Naast woedende reacties van verstokte Galenisten, zoals zijn vroegere leermeester Sylvius, zette de Fabrica ook een cultuur van publieke dissecties in gang. Niet alleen kregen tijdgenoten anatomische belangstelling, lijkschouwingen werden een populair volksvermaak. Waar vroeger minderwaardig geachte barbiers dissecties uitvoerden, begonnen artsen zelf anatomisch onderzoek te verrichten. Op afbeeldingen van publieke sessies speelde de arts de centrale rol. Denk maar aan de bekende anatomische les van Nicolaes Tulp door Rembrandt (1606-1669): dit soort anatomielessen werd een geliefd artistiek thema. De schilderijen focussen op de arts en de medische toeschouwers, maar zelden op het publiek. Zij reageerden waarschijnlijk een stuk minder erudiet dan de schilderijen doen uitschijnen.
In de achttiende eeuw nam die fascinatie voor publieke lijkschouwingen af. De opkomst van wassen beelden uit Firenze, anatomische preparaten en didactische prenten zorgde voor het ontstaan van anatomische musea. Zo bleef het publiek gevrijwaard van de geur en lichaamssappen. Anatomisch onderzoek werd gestandaardiseerd en een vast deel van een geneeskundige opleiding. De medische wereld evolueerde weg van een zoektocht naar het universeel menselijke naar een nadruk op hygiëne en gezondheid, tot de medicalisering van het lichaam in de twintigste eeuw. Op artistiek vlak laaiden onder invloed van auteurs als Johan Joachim Winckelmann (1717-1768) Griekse schoonheidsidealen weer op. Kunstenaars volgden anatomisch onderwijs om mechanismen onder de huid te doorgronden en zo dit ideaal te benaderen. Spiermannen zoals die van Vesalius kregen een vaste plaats in de academie, als toonbeeld van kracht en schoonheid. Ook naaktstudies werden onontbeerlijk om het menselijke lichaam te begrijpen, niet enkel fysiek, maar ook psychologisch. Kunst en wetenschap gingen een andere richting uit. Waar de eerste het lichaam tot tempel van de geest bombardeerde, ging de medische wereld objectief emoties bannen. Ook daarom was Vesalius’ De Humani Corporis Fabrica een hoogtepunt: wetenschap en kunst versterkten elkaar om de mens in al zijn facetten vatbaar te maken.
Tentoonstelling
Vesalius. Het lichaam in beeld - Van 2 oktober 2014 tot 18 januari 2015 - Open: vrijdag t.e.m. dinsdag van 11 tot 18 uur, donderdag van 11 tot 22 uur - Gesloten: woensdag - M - Museum Leuven, Leopold Vanderkelenstraat 28, 3000 Leuven - Tel. 016 27 29 29