Het Stedelijk Museum van Diest bewaart een indrukwekkende Maria Boodschap van Hendrick ter Brugghen. Het zeventiende-eeuwse doek prijkt op de lijst van het roerend cultureel erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap. De buitenlandse belangstelling neemt met de dag toe.
Maria Boodschap van Hendrik ter Brugghen
Museum van Diest leent wereldwijd topschilderij uit
Zelden thuis
Alleen al dit jaar hangt het werk dat door de Utrechtse kunstenaar werd geschilderd in de stijl van Caravaggio op twee prestigieuze tentoonstellingen. Nadat het in het kader van Caravaggio e l'Europa te zien was in het Koninklijk Paleis te Madrid is het tot half juli uitgeleend voor een expositie in het Liechtenstein Museum te Wenen.
"We kunnen onmogelijk alle aanvragen honoreren," getuigt Thea Henderix als waarnemend diensthoofd van de socio-culturele dienst van de stad Diest. "Het doek reisde indertijd naar Washington voor de tentoonstelling Gods, Saints and Heroes. Het was ook een blikvanger op Masters of Light in San Francisco, waar de Gouden Eeuw van de Utrechtse schilders uitvoerig werd belicht. Een strenge selectie dringt zich meer dan ooit op. Anders zou het werk nooit meer in Diest te bewonderen zijn. We hebben nu voor iedere uitlening de toestemming van de minister nodig. Voor het transport werken we samen met het Centraal Museum van Utrecht en het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van Antwerpen."
Het begeerde schilderij behoort tot de collectie van het OCMW. In de gotische kelder van het Stedelijk Museum kan het echter beter en veiliger worden geconserveerd. Hendrick ter Brugghen zou het in opdracht van een katholieke kerk of klooster hebben geschilderd. Zelf was hij nochtans protestant, maar de Mariacultus stoorde hem blijkbaar niet. Een archiefstuk uit 1638 verwijst al naar een Maria Boodschap van Hendrick ter Brugghen. De weduwe van de heer Rijssen uit Deventer moest dit werk aan de schilder Anthoni Kentelingh overhandigen. Omdat Ter Brugghen ditzelfde thema zowel op een groot als op een klein doek heeft uitgediept, weten we niet welk van beide wordt bedoeld.
De Diesterse Begijnhofkerk verwierf het schilderij in de tweede helft van de achttiende eeuw. Vermoedelijk was het voordien eigendom van een religieuze orde die door Jozef II werd opgeheven. Er wordt ook geopperd dat Ter Brugghen het werk zou hebben gemaakt op vraag van de Diesterse begijntjes. Dat zou dan gebeurd zijn tijdens de afwezigheid van Theodoor van Loon, die in deze periode zowat de huisschilder was van het begijnhof.
Bijzondere symbolen
De Blijde Boodschap wordt op een inventieve manier en met onverwachte rekwisieten uitgebeeld. Boven de engel Gabriël en de toekomstige moeder zweeft niet alleen de duif, die de Heilige Geest voorstelt, we vangen ook een glimp op van een groep engeltjes. Opmerkelijk is de bloemenkrans, die ze waarschijnlijk al voor de kroning van Maria klaar houden. Gewoonlijk duikt dit symbool pas op na de geboorte van Jezus. De guirlandes komen het vaakst voor in taferelen van de Ten Hemel Opneming. Bij Hendrick ter Brugghen verwijst de bloemenkroon naar het moment van de 'miraculeuze ontvangenis' waardoor Maria moeder kon worden zonder haar maagdelijkheid te verliezen. De lelies, die de hemelse boodschapper met zijn linkerhand aanreikt, zien we in drie stadia. Waarschijnlijk wordt daarmee gesuggereerd dat haar kinderlijke zuiverheid niet verdween toen ze zelf openbloeide en een volwassen vrouw werd.
Het naaimandje herinnert aan een tekst uit het apocriefe proto-evangelie van Jacobus, waarin staat dat Maria aan het naaien was toen de engel aan haar verscheen. Ook de houten spindel of het weefspoel (zonder weefsel) op de achtergrond wijst in die richting. Het is echter evenmin uitgesloten dat Hendrick ter Brugghen er dezelfde betekenis aan geeft als Leonardo da Vinci. Die had een eeuw eerder een Madonna-schilderij gepenseeld, waarop het lege weefspoel een voorafbeelding was van Jezus' kruisdood. Als we ook de bloemenkrans daarmee in verband brengen, zou hier met twee symbolen het martelaarschap van haar goddelijke zoon worden aangekondigd.
Het moeilijkst te verklaren zijn het exotisch kleed op haar bidbankje en het wegduikende hondje. Maar Ter Brugghen smukt wel vaker zijn schilderijen met Turks textiel op. Wat het hondje op deze Maria Boodschap uitricht blijft echter een raadsel. Misschien heeft de schilder het er alleen maar aan toegevoegd voor het huiselijk karakter of om zijn opdrachtgever te plezieren.
In goed gezelschap
Het Diesters schilderij was het allerlaatste dat de kunstenaar heeft voltooid. Het is ook het enige in Belgisch bezit. Onlangs werd bij Sotheby's een andere Maria Boodschap van hem geveild. Dit olieverfschilderij wordt rond 1622 gedateerd. Er staan veel minder symbolen op en het is maar half zo groot. Maria torent ditmaal boven de geknielde Gabriël uit. De engel draait zich van de toeschouwer weg zodat we hem vooral in achteraanzicht observeren. Hij wijst hier met zijn andere arm naar de hemel. Met gekruiste armen staat de moeder Gods voor haar opengeslagen gebedenboek. Ze oogt ouder en corpulenter dan in de tweede versie. Maar haar devotie is er niet minder om.
Beide werken bieden interessant vergelijkingsmateriaal met de door hem geschilderde Ongelovige Thomas, Heraclitos en Democritos, die het Amsterdamse Rijksmuseum naar aanleiding van ingrijpende renovatiewerken tot eind 2006 in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen heeft ondergebracht.
"Het Stedelijk Museum van Diest bevindt zich in goed gezelschap," stelt Thea Henderix vast. Het Metropolitan Museum of Art in New York bezit bijvoorbeeld van hem een Kruisiging. Wie zijn Zingende luitspeler wil zien moet naar de Londense National Gallery. Voor zijn Melancholia of Maria Magdalena kan je in de Art Gallery of Ontario in Toronto terecht. Dichter bij huis is het Mauritshuis in Den Haag, dat zijn Bevrijding van Petrus permanent exposeert, en het Centraal Museum in Utrecht, waar De roeping van Sint-Mattheüs een pronkstuk uit de collectie is. In opdracht van het Deventer museum wordt intensief onderzoek verricht naar de structuur en de samenstelling van de verflagen, meer bepaald op de 'evangelisten-portretten'. Voor elke mantel bedacht de kunstenaar een andere kleur. Door de tand des tijds traden er veranderingen op. Helder blauw verbleekte tot grijsgroen. Toch komen de contrasten tussen licht en donker nog voldoende tot hun recht.
Gewaardeerd door Rubens
Al zeer jong leerde Hendrick Ter Brugghen het schildersmétier bij Abraham Bloemaert. Hoe vaak en hoe lang hij bij deze Utrechtse historieschilder en maniërist over de vloer kwam weten we niet. Op zijn negentiende werd hij soldaat in het leger van graaf Ernst-Casimir van Nassau. In navolging van vele collega's ging hij ook zijn licht opsteken in Italië. Hij geraakte er vooral in de ban van de spectaculaire lichteffecten op de doeken van Caravaggio. In Rome kwam hij ook in contact met Rubens. De Antwerpse meester bezocht hem later in zijn Hollands atelier en had niets dan lof voor zijn werk. Als we een document uit 1707 van zijn zoon Richard ter Brugghen mogen geloven zou Rubens gezegd hebben dat Hendrick de enige waarachtige schilder was, die hij tijdens zijn reizen had ontmoet. Constantijn Huyghens beschouwde hem alleszins als één van de belangrijkste Nederlandse kunstenaars.
In Utrecht werd Hendrick ter Brugghen als 'meester' geregistreerd in 1616. Datzelfde jaar trouwde hij met Jacomijna Verbeeck. Geen van beiden was een geregeld kerkbezoeker. Hendrick Ter Brugghen verwierp zelfs de orthodoxe Calvinistische principes. Toch rekende hij zich bij de protestanten. Vooraleer hij met zijn echtgenote samenwoonde, verbleef zij met haar moeder en stiefvader in het Casteel van Antwerpen, één van de prominentste woningen op de Oude Gracht in Utrecht. De kunstenaar zelf betrok een pand in de Korte Lauwerstraat. Uiteindelijk vond het paar een onderkomen in het stadscentrum op een steenworp van de herberg van zijn broer. Over de persoonlijkheid van de schilder tasten we grotendeels in het duister. Joachim van Sandrat, die hem de laatste jaren van zijn leven heeft gekend, beschreef hem als een diepzinnige melancholicus.