Wie de Gravenkapel in Kortrijk binnenstapt, wordt overweldigd door de statige portretten van tien eeuwen graven van Vlaanderen. Ze trekken onvervaard de aandacht naar zich toe, van de illustere Liederik van Harelbeke tot de Oostenrijkse Frans II die het graafschap kwijtraakte aan Napoleon. Weinigen weten echter dat pal boven hun hoofden uitzonderlijk beeldhouwwerk prijkt.
De zwikken van Kortrijk - Fabelmonsters in de Gravenkapel
Verborgen schatten
Toen voormalig professor Romaanse Letterkunde Vic Nachtergaele drie jaar geleden ging gidsen in de Onze-Lieve-Vrouwekerk, stuitte hij op 102 gedetailleerd gebeeldhouwde taferelen in de hoeken boven de portretten in de Gravenkapel. Die onopvallende sculpturen in hoog reliëf, gevangen tussen een rechte hoek van dertig op dertig centimeter en een halve spitsboog van vijftig centimeter, bleken zwikken te heten. De verfraaiingen waken als goed verborgen schatten op vier meter boven de grond over de eeuwenoude kapel.
Dr. Nachtergaele begon die zwikken te beschrijven en verklaren, maar besefte dat de raadselachtige iconografie soms zijn kennis te boven ging. Vooral de hybriden waren struikelblokken. Die fabelwezens – half mens, half dier – hebben een moraliserende boodschap. Om die te achterhalen is grondige kennis van middeleeuwse symboliek en kerkvaders broodnodig. Daarom riep hij de hulp in van kunsthistoricus Ronald Van Belle. Samen zochten ze naar de betekenis van de zwikken. Nu, drie jaar later, stellen ze hun resultaten voor met een publicatie en een tentoonstelling in situ.
De Kortrijkse zwikken bleken uniek in Vlaanderen. In Frankrijk zijn wel oudere exemplaren bekend, zoals de tweeëntwintig zwikken in de pandgang van de abdij van Mont-Saint-Michel, maar in Vlaanderen zijn de Kortrijkse uit 1370 zowat de oudste. Er bestaan oudere zwikken – bijvoorbeeld in de Sint-Katharinakerk in Duisburg of de Sint-Rombouts in Mechelen – maar die dragen vooral eenvoudige florale motieven.
De moraal van geile monniken
De zwikken bestaan uit acht reeksen, gescheiden door ranke zuilen die doorlopen tot de nok van de Gravenkapel. De helft van de reeksen bestaat uit schijnbaar willekeurige taferelen. Hybriden, religieuze taferelen en decoratieve fauna en flora wisselen elkaar af tot een rijk beeldverhaal. Dat een zegenende Christusfiguur en Maria met kroon het altaar flankeren, roept weinig vragen op. Maar dat die omringd worden door bizarre creaturen die schipperen tussen mens, dier en monster, is minder evident.
“We zien een monnik met een pij die opgeschort is tot zijn lenden. Zijn onderlichaam is dat van een paard met discrete genitaliën. Terwijl hij vroom zijn hand op een heilig boek legt, vertelt zijn onderlijf dat hij eigenlijk een geilaard is.” Dr. Nachtergaele illustreert meteen waarom de interpretatie van de hybriden een werk van lange adem was. De fabelwezens staan er nooit vrijblijvend. Dat zie je ook bij een behaarde wildeman die vedel speelt. Door de vedel in zijn handen lijkt het wezen gecultiveerd. “Maar de vedel was voorbehouden voor liederlijke feesten,” legt Nachtergaele uit. “Zowel de monnik als de wildeman doen zich te goed aan wereldse verlokkingen en keren daarom terug naar een dierlijke staat.”
De iconografische rijkdom van de zwikken in de Gravenkapel is overweldigend. De priester had een imposant arsenaal om zich heen. Tijdens het preken kon hij ongeletterde parochianen op de gevaren van zonde wijzen. Dat werd afgewisseld met musicerende engeltjes met een orgel, viool of timpanon. Bekende religieuze symbolen als een pelikaan die zijn eigen borst openpikt wisselen af met volkse allegorieën. Zo heeft een vos een hond aan de leiband terwijl hij op een jachthoorn blaast. Naar de betekenis van enkele zwikken is het nog raden. Bijzonder mysterieus zijn vier bladspuwers: gezichten met geopende mond waaruit eikenbladen komen.
Alle taferelen zijn kunstig ingepast in de vorm van de nissen. De combinatie van een rechte hoek en een holle zijde zorgen ervoor dat figuren als de wildeman gebogen zijn in een hoek van negentig graden of dat muzikanten in ongemakkelijke houdingen gepuzzeld staan. Dat maakt het beeldhouwwerk soms onnatuurlijk, maar evengoed ingenieus en expressief.
Ridderverhalen en Sint Nicolaas
Vier van de acht reeksen zijn verhalen. Het eerste bevat scènes uit een ridderepos, maar voorlopig blijft het gissen welk verhaal is afgebeeld. Duidelijker zijn de zwikken over Sint Nicolaas. Heel wat bekende passages uit de hagiografie van de bisschop van Myra passeren de revue. Zo zien we op een dubbele zwik rechts een slapende vader die geen geld heeft voor een bruidsschat voor zijn drie dochters. Links daarvan schenkt de heilige de dochters elk een goudklomp zodat ze zich niet moeten prostitueren. Sint Nicolaas ziet er opvallend jong uit. Andere taferelen verbeelden onder andere de legende van de schuldenaar en die van de slager die de kinderen doodt.
Het is opvallend dat zowel bij de Nicolaasreeks als bij de volgende over Maria en Christus, de chronologie soms niet klopt. De zwikken moeten gelezen worden van het altaar tot de westermuur, maar de kinderen stappen al uit de pekelton voor de slager hen doodt en Christus wordt gedoopt voor hij geboren is. Bij de scènes uit het leven van Maria wijst dr. Nachtergaele op de opmerkelijke uitvoering. “De ontmoeting tussen Maria en Elisabeth straalt een bepaalde tederheid uit. Ook de os en de ezel, en de herder die doedelzak speelt zijn heel gedetailleerd.” Ook de gruwel van de kindermoord – moordende soldaten, vluchtende kinderen en een smekende moeder – getuigt hoe levendig de beeldhouwers in de krappe ruimte van een zwik werkten.
Het mysterie van Sint Willibrord
Een bijzondere reeks is die van de heilige Willibrord. Heel lang werd gedacht dat het om Sint-Blasius ging. In de jaren zestig ontdekte pastoor Jan De Cuyper de correcte toeschrijving in de Vita Sancti Willibrordi van Alcuinus. Die ontdekking wierp nog meer vragen op. De heilige predikte in Nederland, Luxemburg, Denemarken en Duitsland, maar nooit in Vlaanderen. Waarom kreeg zijn levensverhaal dan twintig zwikken in de Gravenkapel? Het antwoord schuilt in de ontstaansgeschiedenis van de Onze-Lieve-Vrouwenkerk. Toen Boudewijn IX in 1199 naar het Heilige Land vertrok, wilde hij zijn zielenheil veilig stellen. Daarom liet hij de kerk bouwen met een kapittel van twaalf kanunniken. Hij liet het kapittel het tiendrecht op het vruchtbare Hulst in Zeeland na. Zijn dochter Margaretha II schonk Kortrijk daar bovenop het recht om de priester van Hulst aan te stellen. Niet veel later werd die priester kanunnik in het Kortrijkse kapittel. Hulst was jaren later een belangrijke bondgenoot bij Lodewijk Van Males conflict met Gent. Toen Lodewijk tussen 1370 en 1373 de Onze-Lieve-Vrouwenkerk uitbreidde met zijn persoonlijke grafkapel, wilde hij Hulst bedanken. Daarom kreeg hun patroonheilige Willibrord een prominente plaats in de Gravenkapel.
De reeks begint met een droom van Willibrords moeder. Ze droomt een halo met een volle maan en een sikkel. Een priester verklaart dat ze zwanger is en dat haar zoon een beroemd man zal worden. Bij de opleiding van Willibrord maakte de beeldhouwer mooi gebruik van de gebolde kant van de spitsboog om de machtsrelatie tussen de leermeester en de leerling uit te beelden. Een sterk staaltje hoog reliëf is de begrafenis van Willibrord. “De kledij van de monniken die hem in zijn graf leggen is ingenieus gedrapeerd, en hun handen en gezichten zijn teder en emotioneel,” verduidelijkt dr. Nachtergaele.
Hoed je voor wijsheid en macht
Heel opvallend is een afbeelding van Vergilius in een mand in de westmuur tegenover het altaar. De schrijver van de Aeneis stond in de middeleeuwen bekend om zijn wijsheid, maar de zwik in de Gravenkapel neemt die reputatie op de korrel. Vergilius ontdekte op gevorderde leeftijd de knappe Lucrecia, de dochter van de Romeinse keizer. Hij was zo van slag dat hij haar het hof maakt. Zijn avances beu, maakte Lucrecia hem wijs dat ze hem de volgende nacht in een mand naar haar kamer zou hijsen. Halverwege liet ze de opgewonden dichter echter in de mand bengelen. De volgende dag ontdekten de Romeinen dat ook de wijze Vergilius maar een mens is.
Op de Kortrijkse zwik wijst zijn sierlijk hoofddeksel zijn hoge stand. Met zijn ene been stapt hij uit de mand. Rechts van dat been is een beschadiging zichtbaar. Dat is niet toevallig. Een halve eeuw later werd dezelfde anekdote ook op een zwik in het zuidportaal van de Sint-Martinuskerk in Asse aangebracht. Daar is naast het bengelende been door een opening in de mand het geslachtsorgaan van Vergilius zichtbaar. Dat was waarschijnlijk in Kortrijk ook zo, waarna preutse kapelbezoekers de zwik wat zediger hebben gemaakt.
Een mausoleum voor Lodewijk Van Male
“Lodewijk Van Male wou een grafkapel die kon wedijveren met de Sainte-Chapelle in Parijs,” vertelt Didier Dumolin, de voorzitter van de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk. “De graaf had een uitzonderlijke architectuur voor ogen. Dat zie je aan de zuilen die zonder kapitelen doorlopen tot in de nok. Dat is uniek. In de Sainte-Chapelle zijn er wel kapitelen, en hebben de zwikken geen beeldhouwwerk.” In zijn kapel liet Lodewijk alle Graven van Vlaanderen schilderen. Zijn graftombe moest onder zijn eigen portret komen.
De muurschilderingen liet de graaf over aan zijn hofschilder Jan van der Asselt. Er zijn argumenten dat ook de voortekeningen voor de zwikken van zijn hand zijn. Uit rekeningen blijkt dat de hofschilder tussen 1372 en 1373 in Kortrijk was. Ronald Van Belle herkende enkele zwiktaferelen van fragmenten van een vernietigd glasraam uit 1330 uit de Gentse Dominicanenabdij, zoals een musicerende aap met een schalmei. Van der Asselt was van Gent afkomstig en kon zich voor de tekeningen makkelijk baseren op de iconografie die hij kende uit die Dominicanenabdij. Ook stilistisch leunen de sculpturen dicht tegen de gravenportretten aan. Op enkele van de weinige originele portretten, die van Gwijde van Dampierre en Robrecht de Bethune, zijn hun wapenuitrusting en zwaardknoppen identiek als die van de ridders op de zwikken.
Wie het iconografische programma bepaalde is niet bekend. Toen Lodewijk van Male zijn Gravenkapel liet bouwen, stelde hij twee kapelaans aan: Maarten Pelloot en Denijs Biel. Waarschijnlijk stelden zij samen met zijn secretaris Hendrik van der Vlienderbeke het programma samen. Even onduidelijk is wie het beeldhouwwerk heeft uitgevoerd. Voor zijn graftombe vroeg Lodewijk Van Male de beeldhouwer André Beauneveu. Die werkte minstens tot 1377 aan de tombe, maar maakte ze nooit af. Enkel een albasten beeld van de heilige Catharina, op wiens naamdag Lodewijk geboren werd, prijkt in de Gravenkapel. Het is mogelijk dat ook de uitvoerders van de zwikken in de omgeving van Beauneveu moeten gezocht worden. Hijzelf zal het niet zijn. Grote meesters hielden zich zelden bezig met klein beeldhouwwerk als kraagstenen, kapitelen of zwikken. Ook was Beauneveu pas in 1374 in de Gravenkapel aanwezig. Aangezien van der Asselt de gravenportretten toen al geschilderd had, is het onwaarschijnlijk dat de zwikken erna werden gemaakt.
Beauneveus atelier was in Valenciennes. De aanwezigheid daar van de meesterbeeldhouwer van Lodewijk van Male, zorgde voor een kwalitatieve productie in zijn kielzog. Dr. Nachtergaele vermoedt dat een kunstenaar uit die kring gevraagd werd om de zwikken te versieren. Ook in Brugge dook in dezelfde jaren sculptuur op uit die streek. De kraagstenen van het stadhuis werden er uitbesteed aan een atelier onder leiding van een zekere Jean van Valenciennes. Uit dezelfde omgeving komt ook de steen waaruit het kleine beeldhouwwerk van de gravenkapel vervaardigd is: avendersteen of pierre d’Avesnes-le-sec. Die zachte steensoort werd gewonnen in groeves bij Avesnes-le-sec en was makkelijk bewerkbaar. Daardoor konden de kunstenaars expressief werken, maar tegelijk zijn heel wat details in de loop van de geschiedenis weggesleten. Waarschijnlijk waren er verschillende beeldhouwers betrokken. Dat is te zien aan de wisselende kwaliteit. Zo is in bij de ridderreeks het ene paard al realistischer en eleganter dan het andere.
De Kortrijkse zwikken als voorloper
Oorspronkelijk waren de Kortrijkse zwikken gepolychromeerd. Meer dan een verloren vlekje groen of rood is daar niet van bewaard. Oorspronkelijk moet er een rode verflaag geweest zijn met daarop bladgoud en kleurrijke details: groen gebladerte of roze huidpartijen Waarschijnlijk waren er een viertal verschillende polychromiefases. De Onze-Lieve-Vrouwekerk kreeg het echter hard te verduren. Meteen na de voltooiing van de Gravenkapel was de slag bij Westrozebeke goed voor een eerste plundering. Toen de Franse troepen in 1678 Kortrijk bezetten, veranderden ze de kapel in een graanmagazijn. Na 1750 werd de kapel witgekalkt. Het duurde tot de restauraties van 1860 voor ze onder die dikke kalklaag de zwikken herontdekten, maar producten om het zachte gesteente te reinigen hebben de polychromie afgevreten. Momenteel zijn de kleinoden verguld.
Lang werd gedacht dat Kortrijkse beeldhouwers goed hebben gekeken naar de Brabantse Scheldegotiek. De Sint-Martinuskerk in Asse en Halle, Sint-Jan Evangelist in Tervuren, de Sint-Gertrudiskerk in Leuven of de Onze-Lieve-Vrouw-ter-Zavelkerk in Brussel hebben allemaal vergelijkbare zwikken. De tentoonstelling in de Gravenkapel toont dat net de Kortrijkse zwikken de oudste zijn. In 1370 had nog geen enkele Brabantse kerk zwikken van die kwaliteit. “De Gravenkapel kan model hebben gestaan hebben voor de Brabantse kerken. Kortrijk was waarschijnlijk een doorgeefluik van Valenciennes naar Brabant,” verklaart dr. Nachtergaele. “Maar het is moeilijk om concrete voorbeelden te vinden, omdat tijdens de Franse Revolutie heel wat kerken in Noord-Frankrijk zijn vernietigd.” In het zuiden van Engeland, in Welsch en Lincoln, zijn ook zwikken uit dezelfde periode bewaard.
De zwikken op ooghoogte
De zwikken bevinden zich hoog boven grond en zijn door de lichtinval vaak moeilijk zichtbaar. Om bezoekers een idee te geven van de visuele rijkdom en het vakmanschap, heeft de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk met de hulp van de firma TENgroup zwikken gescand met lichtlasers. Die scans hebben ze tot op een tiende van een millimeter nauwkeurig omgezet naar 3D-prints. Die zijn tentoongesteld in de Gravenkapel, samen met informatieborden en een digitaal scherm. Door het dure realisatieproces zijn voorlopig maar een vijftal zwikken gereproduceerd. Het is uniek om de driedimensionaliteit van de zwikken van dichtbij te bekijken. De geraffineerdheid waarmee de flessenkar, de schuldeiser en de schuldenaar uit de legende van Sint Nicolaas zijn gepositioneerd om de volledige ruimte van de zwik te vullen, is indrukwekkend. Ook de zwik van Vergilius toont een uitgedokterd reliëf, benadrukt door het bengelende been. Ook ontdek je dat de kledij van Maria prachtig gedrapeerd is, maar iets verder volledig afgesleten. Dat kon je op afstand onmogelijk inschatten, maar op ooghoogte komt elk detail pas echt tot leven.
Praktische informatie
Handelingen 2016 van de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk: Dr. Ronald Van Belle, Vlakke grafmonumenten en memorietaferelen met persoonsafbeeldingen in West-Vlaanderen, 35€ - Gravenkapel in de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Kortrijk: open op weekdagen van 8 tot 18 uur, zaterdag van 9 tot 18 uur en zondag van 11 tot 18 uur