Cultuurhistoricus Bertus Bakker promoveerde met een diepgravende studie over Openbaar Kunstbezit, de Nederlandse voorloper en toonbeeld van ons eigen OKV. De studie is in boekvorm gepubliceerd en levert boeiende lectuur op, zeker voor wie interesse heeft voor kunstpromotie.

Voor ons speelt een bijkomende voor de hand liggende motivering mee. Openbaar Kunstbezit Vlaanderen is een rechtstreeks uitvloeisel van het Nederlands initiatief, maar het werd er geen slaafs doorslagje van. En dat maakt een terugkeer naar de bron zo boeiend.

De studie van Bertus Bakker is opmerkelijk diepgravend. Intenties en strategieën worden minutieus uit de doeken gedaan, een volledig sociaal-cultureel klimaat blootgelegd. Ook voorlopers en enigszins vergelijkbare initiatieven in binnen- en buitenland worden opgesomd en doorgelicht. Bakker blijft evenwel aandachtig bij de les en laat zich niet verleiden tot nevenverhalen. Daarvoor zet hij al te graag het uitgebreid voetnotenapparaat in; daaruit zou je haast een volledig nevenverhaal kunnen destilleren.

Openbaar Kunstbezit bestaat niet meer in Nederland; hetging, mede door foute inschattingen en grootheidswaanzin, in 1988 failliet. De auteur kan dus een in de tijd welomlijnd fenomeen beschrijven. En dat kan eigenlijk in een enkele zin: hoe kon kunst aan de man worden gebracht en dat voor een zo breed mogelijk publiek?

Alomtegenwoordig is en blijft de figuur van beeldhouwer Johan G. Wertheim (1898-1977), zelfs postuum. De kernidee van kunsteducatie door de inzet van verzorgde reproducties, een verhelderende tekst en een populair massamedium zoals de radio ontstaat tijdens de onzekere dagen van de Duitse bezetting, in het concentratiekamp van Westerbork. Van zodra de oorlog voorbij is, en tussen de opdrachten voor herinneringsmonumenten door, werkt hij aan zijn project. En dan blijkt hoe sterk de verzuiling in de Nederlandse maatschappij in die dagen wel is. De radio is taboe, tenzij Wertheim zijn wagonnetje aan een van de zuilen vasthaakt. En Wertheim wil net zuilenoverschrijdend werken. Maar ook het onderwijs ligt dwars: educatie in welke vorm dan ook is een voorbehouden jachtgebied met heel wat confessionele egelstellingen. Maar Wertheim is een doorzetter. Hij weet het koningshuis te charmeren en daarvoor gaan de meeste dwarsliggers overstag.

Eind 1956. De eerste jaargang wordt via een radiotoespraak van prinses Beatrix ingeleid en dat creëert veel goodwill. De abonnees stromen toe en binnen de kortste keren wordt de kaap van de honderdduizend abonnees gehaald. Nevenactiviteiten zien het daglicht. Zo ontwerpt Wertheim een bijzondere lijst om de reproducties tijdelijk in de huiskamer op te hangen. Uit de gegenereerde winst doet Openbaar Kunstbezit zelfs grootmoedig aan mecenaat. Occasioneel wordt een kunstwerk aan een welbepaald museum geschonken ter aanvulling van de collectie.

Maar Wertheim heeft ook zijn eigen ideeën waaraan hij met grote hardnekkigheid verknocht is. Zijn stichting moet uitgroeien tot een grensoverschrijdend Europees Kunstbezit, vandaar de toenadering tot Vlaanderen. Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen gaat in 1963 van start. Wertheim had hier graag de rol vervuld van alwetende schoonmoeder en in de begindagen overspoelt hij de Belgische zustervereniging met kritieken en raadgevingen. Maar hij moet wel vaststellen dat het klimaat in ons land niet identiek is aan dat van het Noorden. Zo kan de start niet gegeven worden via een toespraak van koningin Fabiola, zoals hij het gedroomd had. Het Hof kan onmogelijk een initiatief steunen dat maar voor één taalgroep in het land geldt.

De Vlamingen doen ook iets waar Wertheim van gruwelt. Zij schakelen meteen de televisie in. Daartoe is men in Nederland ook overgegaan, uitgerekend in 1963. Maar dat is erg tegen de zin van Wertheim die televisie een vulgair amusement vindt, totaal ongeschikt voor cultuurpromotie. Met die afwijzing staat hij trouwens niet alleen.

Elk zijn museum - Openbaar Kunstbezit 1956-1988

Elk zijn museum, Bertus Bakker, 480 blz. Paperback met flappen, ISBN 9789462580077, € 39,95 WBOOKS

Openbaar Kunstbezit is bij onze noorderburen een merkwaardig succesverhaal van vallen en opstaan geworden. Bertus Bakker weet het op een heldere manier aan de man te brengen. Het lijvig boekdeel is evenwel geen pageturner. De academische taal die de auteur hanteert is hierin een remmende factor, maar niet meer dan dat. Het is doorbijten, dat wel.

Maar de verrassingen zijn er niet minder om. Zie hoe de twee Openbare Kunstbezitten versmelten, elk met een eigen verborgen agenda, met eigen voorbehoud, naast o zo nobele bedoelingen. Dat zij vroeg of laat weer uit elkaar zouden gaan, stond in de sterren geschreven. Merk hoe in een verzuild klimaat Openbaar Kunstbezit wordt gedefinieerd: kunstwerken die je in kerken aantreft behoren tot een bepaalde zuil en kunnen derhalve niet als Openbaar worden beschouwd.

Het moet voor Wertheim een gruwel geweest zijn, maar al vrij vlug blijkt dat de radio-uitzendingen haast niet beluisterd worden. Iedereen wil er van af, behalve hijzelf.

In de beginjaren wordt de abstracte kunst nogal stiefmoederlijk behandeld. Dat hoeft niet te verwonderen als men weet dat Wertheim er een hartsgrondige hekel aan had.

Tussen twee haakjes, Openbaar Kunstbezit (Nederland) hanteerde in haar beginjaren een taal die ook de verhevenheid van kunst moest afstralen. De abonnee – steevast als cursist bestempeld – werd in de plechtstatige gij-vorm aangesproken, net als in godsdienstige teksten.

De grootste verrassing die Bert Bakker bij zijn studiewerk te beurt viel? Dat hij pionierswerk aan het verrichten was. Zijn studie is de eerste die Openbaar Kunstbezit grondig analyseert, toch merkwaardig voor een baanbrekend fenomeen dat op zijn hoogtepunt ruim honderdtwintigduizend abonnees wist te lokken.

Boeken

Elk zijn museum

Bertus Bakker

480 blz -  Paperback met flappen - ISBN 9789462580077 - € 39,95 - WBOOKS

Download hier de pdf

Elk zijn museum - Openbaar Kunstbezit 1956-1988