René Magritte is een van de meest ‘gecoverde’ kunstenaars. Er verschijnt geen boek of er is wel een werk van de surrealist te vinden dat geschikt zou zijn voor op de cover, maar omgekeerd lijkt zijn werk ook titels te genereren. Zijn Le Sourire du diable - een sleutel zwevend in een sleutelgat - leidt dan vroeg of laat naar De Magritte Code (2017). Dat is niet minder (of meer) dan een lijst met alle ‘unieke vondsten’ van de kunstenaar waarvoor de auteur zich een weg baande door Magritte’s oeuvre dat ca. 1.700 schilderijen, gouaches en objecten telt. André Garitte is de geknipte man voor zo’n onderneming, want als conservator van het René Magritte Museum in Jette leeft hij dag in dag uit met de schilder. Het moet al vijfenveertig jaar gekriebeld hebben om zijn werk te omvatten.
Het idee om Magritte’s thema’s op te lijsten is niet nieuw. In het tijdschrift La Révolution Surréaliste gaf Magritte in 1927 daar zelf al een kleine aanzet toe, en onvolledige pogingen van anderen volgden. Iemand moest die klus maar eens ten gronde klaren. Bovendien helpt Garitte er graag de mythe mee uit de wereld dat Magritte aan ideeënarmoede leed omdat hij zichzelf kopieerde. Wie op doek zo’n 272 nieuwe vondsten bedacht, kan moeilijk verweten worden dat hij om den brode al eens herhaalde wat aansloeg.
Meteen is te voelen hoe heikel het is om ideeën te categoriseren. Niet alle ideeën zullen naar eigen zeggen als zodanig herkend worden en sommige ideeën zijn een variant op een ander. Een categorie kan dan weer één of meerdere ideeën bevatten. In een voetnoot lezen we dat een ‘categorie’ een volwaardig ‘thema’, ‘idee’ of ‘vondst’ is die afwijkt van de andere, op zichzelf kan staan en minstens vijf voorbeelden telt. Later spreekt Garitte ook van ‘methode’. Dat al die termen door elkaar worden gebruikt, maakt het niet eenvoudiger. ‘Wolkenhemel’ is idee nummer zoveel, maar daar staat dan bij :’(= géén idee)’. Geen idee dat Magritte introduceerde, wordt er bedoeld? Als je met ‘taal’ moet tellen, wordt het algauw wat surrealistisch.