Bijna dertig jaar na de laatste Europese Watteau-retrospectieve organiseert Bozar samen met het Palais des Beaux-Arts in Rijsel een tentoonstelling rond de grote Franse schilder van begin achttiende eeuw.
De Muziekles - Antoine Watteau in Bozar
Kunstlijn Brussel-Rijsel
De snelle treinverbindingen veranderen het culturele landschap in Europa. Steden liggen nog altijd even ver of dichtbij. Maar het aantal minuten om er te geraken is drastisch gedaald. De culturele instellingen spelen daar op in. Rijsel en Brussel zijn een recent voorbeeld. Ze waren eeuwenlang deel van wat nu de Oude Nederlanden heet. Door de expansiepolitiek van Lodewijk XIV werd Rijsel, een oude hoofdstad van Vlaanderen, Frans. Brussel, symbool van de Spaanse wereldheerschappij, werd bijna vernietigd.
De twee steden en aangrenzende regio’s delen een groot verleden als bakermat van de Vlaamse kunst, maar evenzeer van ondernemerschap en industrie. Dat kwam al op een zeer originele manier tot uiting in de ‘fabelachtige’ tentoonstelling over het Vlaamse fantastische landschap (zestiende eeuw) in het museum van Rijsel, einde 2012. Bozar plaatste toen de retrospectieve Permeke in die connectie en voegt daar nu een nieuw luik aan toe met Antoine Watteau, De Muziekles.
De meest Vlaamse schilder in Frankrijk
De keuze voor Antoine Watteau (1684-1721) ligt voor de hand. Hij is geboren in het pas door Frankrijk veroverde Valenciennes en is wellicht de meest Vlaamse schilder in het Frankrijk van omstreeks 1700. “Watteau is, met Seurat, de grootste Franse tekenaar, ik zeg wel Franse want zijn tijdgenoten spraken soms over hem als een Vlaamse kunstenaar,” aldus Pierre Rosenberg, erepresident-directeur van het Louvre, in gesprek met William Christie in de tentoonstellingscatalogus.
Watteau’s poëtische schilderijen van mondaine uitstappen en feestjes in een sprookjesachtige natuur hebben veel latere schilders, dichters en musici geïnspireerd. Deze familiefeesten waren al een populair onderwerp in de Antwerpse schilderkunst van toen. En in de Scheldestad Valenciennes waren die werken zeker niet onbekend.
Antoine Watteau groeide op in een familie van ambachtslui en kwam op tienjarige leeftijd als leerjongen terecht bij een lokale schilder. Men weet niet heel veel van de jonge jaren van Watteau. Hij ging in Parijs werken bij decoratieschilders en won de tweede prijs van Rome, niet kwaad, maar alleen de eerste prijs gaf recht op een reis naar de Italiaanse hoofdstad. Hij krijgt de kans opgenomen te worden in de koninklijke academie van schilder- en beeldhouwkunst, maar heeft vijf jaar nodig om zijn meesterstuk af te werken (Pélerinage à l’île de Cythère, nu in het Louvre). Hij deelt dan een atelier met een vriend, de schilder Nicolas Vleughels (allicht een streekgenoot) die later directeur van de Franse Academie in Rome zal worden. Maar Watteau sterft al twee jaar later, in 1721, als vrijgezel, in Nogent-surMarne. Hij leed aan tuberculose en ondernam nog een reis naar Londen om bij een beroemde arts raad te vragen. Tevergeefs. Zijn leven speelde zich dus af in Valenciennes en Parijs. Hij is nooit in Italië geweest, maar verwerkte wel heel wat motieven van de Commedia dell’Arte in zijn werk.
Muziek
Het werk van Antoine Watteau staat los van de hofkunst (Versailles) en van de historieschilderkunst, die toen algemeen als het belangrijkste genre werd beschouwd. Hij kreeg dan ook geen officiële opdrachten.
Maar belangrijke verzamelaars waarderen zijn werk (de niet zo talrijke schilderijen en vele tekeningen) en laten het reproduceren via etsen, onder andere door de jonge François Boucher. Dat leidt tot een ruime verspreiding van het werk. Twintig jaar na de dood van de kunstenaar begint Frederik II van Pruisen met de uitbouw van de grootste verzameling werken van Watteau en diens leerlingen, zoals Jean-Baptiste Pater, ook afkomstig uit Valenciennes, en Nicolas Lancret. In de tweede helft van de achttiende eeuw groeit de reputatie van Watteau, als gevolg van het succes van die vele gravures die zijn schilderijen en tekeningen reproduceren. Vooral die laatste werden verzameld, ook door zijn eerste biograaf, Dezallier d’Argenville, die er zich over verwonderde dat de kunstenaar zelfs in zijn vrije uren niet kon ophouden te tekenen. In die periode verandert ook de smaak van het publiek. De hofkunst van de hoge adel verliest wat van zijn dominantie.
Hoewel Watteau geen muzikale opleiding kreeg, had hij volgens tijdgenoten toch een muzikaal oor. Die dimensie maakt integraal deel uit van de tentoonstelling. Er zijn luisterhoekjes met koptelefoons en men kan niet naast de vele muziekinstrumenten en partituren kijken. De schilderijen en tekeningen vormen een directe inleiding daarvoor.
Bozar is een centrum waarin alle kunsten aan bod kunnen komen en dat verklaart het uitgebreide programma Watteau en de Muzen bedacht door William Christie. Daar zijn ook het Conservatorium van Brussel, de Miniemenkerk en de Protestantse Kapel bij betrokken. Er is ook een leuk programma voor kinderen en families, gerealiseerd door Bozar Studios, waarin men, beladen met het nodige schildergerief, een ‘fête galante’ kan naspelen of uitvinden. En er is een interessante reeks lezingen over het muziekleven in de achttiende eeuw. Keuze genoeg.
Tentoonstelling
Antoine Watteau (1684-1721). De muziekles - Nog tot 12 mei 2013 - BOZAR, Brussel